Op de pagina Security (Beveiliging) kunt u de beveiligingsinstellingen van het access point zoals de draadloze beveiliging, opties voor het filteren van MAC-adressen en aanmeldingsgegevens configureren en wijzigen.
In dit gedeelte worden de momenteel aan het access point toegewezen gebruikersnaam en het wachtwoord weergegeven. Als u de gebruikersnaam en/of het wachtwoord wilt wijzigen, dient u de nieuwe gebruikersnaam en/of het nieuwe wachtwoord in te voeren. Klik vervolgens op Save (Opslaan) onderaan de pagina. Meld u bij het access point aan met de nieuwe gebruikersnaam en het nieuwe wachtwoord.
Het wachtwoord van het Wireless mag maximaal 15 tekens lang zijn. De veiligste wachtwoorden zijn tussen de 8 en 15 tekens lang.
Het wachtwoord van het access point mag een spatie en andere leestekens bevatten.
Gebruik een mengeling van hoofdletters (A t/m Z) en kleine letters (a t/m z).
Cijfers (0 t/m 9 ) maken het wachtwoord nog veiliger.
Gebruik ook ASCII-symbolen, zoals ~, ! @, #, $, %, &, ^, *, etc., om het wachtwoord extra te beveiligen.
In dit gedeelte kunt u met behulp van MAC-adressen aangeven welke draadloze apparaten al dan niet verbinding met het access point mogen maken. Het MAC-adres wordt doorgaans vermeld op een etiket op het externe draadloze product of in het configuratiehulpprogramma van de draadloze client, afhankelijk van het draadloze apparaat dat u gebruikt.
Via de configuratiepagina's van het access point kunt u de toegang tot het access point op basis van MAC-adressen configureren. Dit doet u met de knop Allow Current Clients (Huidige clients toelaten) of door een toe te passen filterniveau op te geven:
Klik op Allow Current Clients (Huidige clients toelaten) om alle draadloze clients die momenteel verbinding met het access point hebben in de toekomst toegang tot het access point te geven. In dit geval wordt standaard de filterinstelling Allow only these devices (Alleen deze apparaten toelaten) toegepast.
Allow all devices (Alle apparaten toelaten): alle draadloze clients die over de juiste beveiligingsinformatie beschikken, mogen verbinding met het access point maken. Dit is de standaard instelling.
Allow only these devices (Alleen deze apparaten toelaten): alleen de apparaten met de opgegeven MAC-adressen mogen een draadloze verbinding met het access point tot stand brengen.
Voer het MAC-adres in van de apparaten die verbinding met het access point mogen maken.
Klik op Add (Toevoegen).
Deny only these devices (Alleen deze apparaten weigeren): de apparaten met de opgegeven MAC-adressen mogen geen draadloze verbinding met het access point tot stand brengen. Gebruik deze optie als onbevoegde draadloze apparaten verbinding met uw netwerk hebben.
Voer het MAC-adres in van de apparaten die geen verbinding met het access point mogen maken.
Klik op Add (Toevoegen).
Opmerking: klik nadat u de wijzigingen hebt doorgevoerd op Save (Opslaan) om de nieuwe instellingen op te slaan en het access point opnieuw op te starten.