Draadloze instellingen

In dit gedeelte kunt u de draadloze netwerkinstellingen van het access point wijzigen.

Netwerknaam (SSID)

Draadloze apparaten gebruiken de Network name (SSID) (Netwerknaam (SSID)) om verbinding met het access point te maken.

De standaard Network name (Netwerknaam) van het access point is USR. Als u meerdere s onafhankelijk van elkaar wilt gebruiken, dient u voor elk access point een unieke netwerknaam te configureren.

Selecteer Broadcast network name (Netwerknaam uitzenden) als u wilt dat het access point tijdens een site scan door draadloze apparaten wordt gedetecteerd.

Als u de selectie van Broadcast network name (Netwerknaam uitzenden) ongedaan maakt, detecteren draadloze apparaten uw draadloze netwerk tijdens een site scan niet. In dit geval dient de netwerknaam (SSID) van het access point handmatig in de apparaten te worden ingevoerd om verbinding mogelijk te maken.

WDS-beperkingen

Met WDS kunnen access points en draadloze routers draadloos met elkaar communiceren zodat er in feite een bridge tussen meerdere netwerken ontstaat. Door met elk netwerk een access point of draadloze router te verbinden en de WDS-functie te activeren, kunnen draadloze clients binnen het bereik van beide netwerken roamen.

Het access point en het andere draadloze netwerkapparaat dienen hetzelfde kanaal, dezelfde netwerknaam (SSID) en dezelfde draadloze beveiligingsinstellingen te gebruiken. Ook dient het MAC-adres van het ene apparaat in de tabel met WDS-beperkingen van het andere apparaat te worden vermeld.

Bij dit type draadloos netwerk is de doorvoersnelheid in het bridge-gedeelte mogelijk lager. Gebruik bridged routers of access points die draadloze apparaten ook toestaan om verbinding met het netwerk te maken daarom niet voor verkeer met grote volumes. Een aantal voorbeelden van situaties waarin u dit netwerktype kunt gebruiken, zijn netwerktoegang tot bepaalde delen van een gebouw die niet met kabels kunnen worden verbonden of tijdelijke toegang tot het netwerk voor conferenties.

U kunt beperkingen instellen voor apparaten die via WDS (Wireless Distribution System) verbinding maken. Deze beperkingen zijn alleen van toepassing op apparaten die via WDS verbinding maken en dus niet op alle draadloze apparaten die verbinding met het access point maken.

Als u WDS restrictions (WDS-beperkingen) selecteert, dient u de MAC-adressen van de draadloze routers of access points die verbinding met deze router moeten maken in te voeren en op de knop Add (Toevoegen) te klikken.

Klik om een bestaande WDS-toewijzing te verwijderen op de knop Delete (Verwijderen) naast het MAC-adres:

De WDS-verbindingen van het access point ondersteunen WPA2 (PSK) (WPA2 (PSK)), de beveiligingsmethoden met RADIUS (RADIUS) en de codering TKIP and AES (TKIP en AES) niet.

Het verdient aanbeveling alle WDS-apparaten via WPA (PSK) (WPA (PSK)) en de codering TKIP (TKIP) met het access point te verbinden.

De coderingstekenreeks (ook wel een netwerksleutel, sleutel of persoonlijke gedeelde sleutel genoemd) die u voor de draadloze beveiliging op het access point hebt ingesteld, wordt ook als de persoonlijke gedeelde sleutel (PSK) voor WDS-verbindingen gebruikt. Desalniettemin moeten alle draadloze clients die verbinding met het access point maken dezelfde beveiligingsmethode en hetzelfde coderingstype gebruiken als u op het access point hebt geconfigureerd.

Wi-Fi Multimedia (WMM)

Deze functie is standaard uitgeschakeld. Als u deze functie wilt inschakelen, dient u het selectievakje naast WMM (Wi-Fi Multimedia) in te schakelen. Op de andere apparaten die u op het netwerk aansluit, moet WMM ook worden ondersteund en zijn ingeschakeld als u deze functie met deze apparaten wilt gebruiken.

Met deze voorziening wordt de functie Quality of Service (QoS) ingeschakeld. Deze functie wordt gebruikt voor multimediatoepassingen, zoals Voice over IP (VoIP) en video. Hiermee krijgen de netwerkpakketten van de multimediatoepassing voorrang boven de normale netwerkgegevenspakketten, zodat multimediatoepassingen vloeiender en met minder fouten worden uitgevoerd.

Als u WMM inschakelt, kunt u vervolgens No-acknowledgement (Geen bevestiging) selecteren. De uitschakeling van de bevestiging verwijst naar het bevestigingsbeleid dat op MAC-niveau wordt gebruikt. Als het uitschakelen van de bevestiging wordt ondersteund, verloopt de doorvoer efficiënter, maar kan de foutratio in een omgeving met veel radiofrequente (RF) ruis toenemen.

Als u WMM hebt ingeschakeld, kunt u ook Enable APSD (Automatic Power Save Delivery) (APSD (Automatische energiebesparing) inschakelen) selecteren. APSD beheert het radiogebruik voor apparaten die op batterijen werken om in bepaalde omstandigheden voor een langere levensduur van de batterijen te zorgen. APSD staat een langer beacon-interval toe totdat een toepassing start die een short packet exchange interval vereist. Voice over Internet Protocol (VoIP) is een voorbeeld van een toepassing die een short packet exchange interval vereist. APSD heeft alleen invloed op het radiogebruik en op de levensduur van de batterijen als de draadloze client ook APSD ondersteunt.

Opmerking: de optie MAXg (125 Mbps) (MAXg (125 Mbps)) onder Acceleration (Acceleratie) is niet compatibel met WMM. Als u WMM wilt inschakelen, dient u bij Acceleration (Acceleratie) 54g+ (Xpress™) (54g+ (Xpress™)) te selecteren.

Overdracht

De velden in dit gedeelte hebben betrekking op geavanceerde draadloze functies die de meeste gebruikers niet hoeven te wijzigen. Als u deze instellingen wilt wijzigen, dient u de standaard instellingen te noteren voordat u wijzigingen aanbrengt. Op deze wijze kunt u de instellingen herstellen wanneer er problemen optreden.

Opmerking: klik nadat u de wijzigingen hebt doorgevoerd op Save (Opslaan) om de nieuwe instellingen toe te passen en het access point opnieuw op te starten.