Ik kan geen verbinding meer met het internet maken.

Raadpleeg als u geen verbinding meer met het internet kunt maken eerst de standaard procedure voor het oplossen van problemen op de pagina Problemen oplossen.

Als de computer via een access point verbinding met het internet maakt, dient een aantal apparaten samen te werken.

Het tot stand brengen van een internetverbinding kan mislukken wegens een probleem met een van deze apparaten of met de verbinding ertussen. Om het probleem op te lossen, dient u het apparaat dat of de verbinding die het probleem veroorzaakt te identificeren en het probleem vervolgens op te lossen. Voer de volgende procedures uit om het probleem te identificeren en op te lossen:

  1. Controleer de indicatielampjes.

  2. Voer als u Windows gebruikt de USRobotics Network Test (USRobotics-netwerktest) uit.

  3. Controleer de verbinding tussen de computer en het access point.

  4. Controleer de verbinding tussen het access point en de andere netwerkapparaten.

De indicatielampjes controleren

Controleer de indicatielampjes van alle netwerkapparaten tussen de computer en het punt waarop de internetverbinding het gebouw binnenkomt. Raadpleeg als een of meer van deze apparaten een probleem aangeeft de documentatie bij het betreffende apparaat om het probleem op te lossen. Op het access point dienen de volgende lampjes te branden: (voeding, WLAN en LAN).

De USRobotics Network Test (USRobotics-netwerktest) uitvoeren (alleen gebruikers van Windows)

U kunt de USRobotics Network Test (USRobotics-netwerktest) activeren vanuit de map Troubleshooting (Problemen oplossen) op de installatie-cd van USRobotics.

Als u de USRobotics Network Test (USRobotics-netwerktest) hebt uitgevoerd, de aanwijzingen van het hulpprogramma hebt opgevolgd en nog steeds geen verbinding met het internet kunt maken, dient u handmatig de volgende procedures uit te voeren.

De verbinding tussen de computer en het access point controleren

Voer het hulpprogramma van de draadloze adapter uit. Geeft het rapport aan dat u over een werkende verbinding met het access point beschikt?

Als er een draadloze verbinding tot stand is gebracht

Als het hulpprogramma voor draadloze verbindingen aangeeft dat er een draadloze verbinding tot stand is gebracht, is het mogelijk dat uw computer is verbonden met het access point van een buurman in plaats van het uwe. Met het hulpprogramma voor draadloze verbindingen kunt u de netwerknaam (SSID) controleren van het access point waarmee u bent verbonden. Als de draadloze adapter met het verkeerde access point is verbonden, kunt u er met het hulpprogramma voor zorgen dat de computer verbinding met uw eigen access point maakt (raadpleeg de documentatie bij de draadloze adapter).

Controleer als u met het juiste access point bent verbonden en nog steeds geen verbinding met het internet hebt of het access point reageert door u bij de configuratiepagina's aan te melden.

Als er geen draadloze verbinding tot stand is gebracht

Als u MAC-filtering op het access point hebt ingeschakeld, dient u te controleren of uw draadloze adapter verbinding met het access point mag maken. Houd er rekening mee dat MAC-filtering van toepassing is op specifieke draadloze adapters. Als u MAC-filtering gebruikt en u een draadloze adapter hebt vervangen, dient u het MAC-adres van de nieuwe draadloze adapter aan de lijst voor MAC-filtering op het access point toe te voegen.

De verbinding tussen het access point en de andere netwerkapparaten controleren

  1. Controleer het voedings- en het statuslampje van het apparaat waarop het access point met een Ethernet-kabel is aangesloten. Controleer of het apparaat is ingeschakeld en verbinding met het internet heeft. Raadpleeg de documentatie bij het apparaat voor informatie over de statuslampjes.

  2. Als het access point is geconfigureerd om dynamisch een IP-adres te verkrijgen, dient u te controleren of het netwerkapparaat een DHCP-server uitvoert.

  3. Raadpleeg als het access point rechtstreeks op uw modem is aangesloten de documentatie bij de modem om te bepalen of het access point een statisch IP-adres, een gateway en DNS-vermeldingen nodig heeft of of dit het netwerkadres met behulp van een DHCP-server verkrijgt. Controleer vervolgens of het access point dienovereenkomstig is geconfigureerd.

  4. Ping de router of de andere netwerkapparaten. Als de ping een antwoord terugstuurt, is het access point met het netwerkapparaat verbonden. Raadpleeg de documentatie bij het apparaat om problemen met de verbinding tussen het apparaat en uw internet service provider op te lossen.

Terug naar de pagina Problemen oplossen