Inhoudsopgave:

Informatie over de 802.11g Wireless Turbo PC Card, de PCI Adapter en het Access Point

Netwerkconfiguratie en planning

De adapter installeren en configureren voor Windows 98 SE/2000/Me/XP

802.11g Wireless Turbo Configuration Utilities >

Problemen oplossen en ondersteuning

Verklarende woordenlijst

Productspecificaties voor 802.11g Wireless Turbo PC Card en PCI Adapter

Productspecifications voor het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point

Beperkte garantie van USRobotics Corporation

Reglementaire informatie

802.11g Wireless Turbo PC Card, PCI Adapter en Access Point Gebruikershandleiding

802.11g Wireless Turbo Configuration Utilities

802.11g Wireless Turbo PC/PCI Network Configuration Utility

802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point Configuration Utility

802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point Web Configurator

802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point - configuratie via Telnet

 

802.11g Wireless Turbo PC/PCI Network Configuration Utility

In dit gedeelte worden de verschillende functies van de Network Configuration Utility beschreven. Met dit hulpprogramma krijgt u snel toegang tot alle adapter-instellingen. De configuratie-instellingen worden standaard ingesteld op de juiste waarden en alleen ervaren gebruikers dienen de volgende instellingen te wijzigen.

Na de installatie verschijnt het pictogram van het Utility Tool rechts in de taakbalk, naast de klok. Als u dubbelklikt op het pictogram in de balk Snelstarten, wordt het hoofdmenu van het Utility Tool geopend, zodat u direct toegang hebt tot alle instellingen van de adapter. Het pictogram van de Configuration Utility geeft met verschillende kleuren de status van uw draadloze netwerk aan: rood voor geen verbinding, geel voor roaming en groen voor een goede verbinding.

De LAN Configuration Utility bestaat uit vijf onderdelen: Link Information, Configuration, Security, Site Survey en About.

 

Link Information:

Het onderdeel Link Information bevat informatie over de huidige draadloze netwerkverbinding. U ziet hier informatie over de status van het netwerk, de SSID, de Tx Rate en het kanaal. U ziet ook twee balken waarin de kwaliteit van de verbinding (Link Quality) en de kracht van het signaal (Signal Strength) grafisch weergegeven worden. Tenslotte ziet u twee grafieken voor de snelheden waarmee gegevens worden verzonden en ontvangen (respectievelijk Transmit en Receive Data Rates).

 

Configuration:

In het gedeelte Configuration wijzigt u de netwerkconfiguratiegegevens voor de 22 Mbps Wireless Turbo PC Card of de PCI Adapter.

 

Beschrijving van de instellingen

Hier volgt een uitleg van alle adapterinstellingen in Configuration.

SSID: SSID (Service Set Identifier) is de unieke naam die door alle 802.11g Wireless Turbo PC Cards en PCI Adapters en 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Points in een draadloos netwerk wordt gedeeld. Voor alle 802.11g Wireless Turbo PC Cards en PCI Adapters en 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Points die deel uitmaken van hetzelfde netwerk, dient de SSID hetzelfde te zijn. De SSID is hoofdlettergevoelig en mag uit maximaal 30 tekens bestaan.

Network Type:

  • AdHoc: Deze modus wordt gebruikt voor eenvoudige peer-to-peer netwerken. Dit type netwerk staat alleen het delen van lokale bronnen tussen draadloze clients zonder een draadloos Access Point toe.
  • Infrastructure: Deze modus maakt het mogelijk om een draadloos LAN met behulp van een Wireless Access Point op te nemen in een bestaand kabelnetwerk. Dit type netwerk staat ook roaming tussen Wireless Access Points toe.
  • Channel: Deze instelling bepaalt welk 802.11g-kanaal door het draadloze LAN wordt gebruikt om te communiceren. In een Infrastructure-netwerk scannen de clients alle beschikbare kanalen en stellen ze SSIDs vast om verbinding mee te maken. Het Access Point verstrekt ook kanaal- en WEP-informatie.
  • Het kanaal wijzigen: In Infrastructure-netwerken wordt de kanaalselectie verzorgd door het Access Point. Netwerken die in de modus Infrastructure functioneren, zoeken automatisch naar een kanaal. In de volgende tabel wordt de frequentie van het operationele kanaal voor verschillende landen aangegeven.
Reglementaire kanaalfrequentie
Kanaal
Frequentie (MHz)
FCC
Canada
ETSI
Japan
1
2412
X
X
X
2
2417
X
X
X
3
2422
X
X
X
4
2427
X
X
X
5
2432
X
X
X
6
2437
X
X
X
7
2442
X
X
X
8
2447
X
X
X
9
2452
X
X
X
10
2457
X
X
X
11
2465
X
X
X
12
2467
 
 
X
13
2472
 
 
X
14
2484
 
 
 

 


Tx Rate: Met Tx Rate (overdrachtssnelheid) kunnen de toelaatbare overdrachtssnelheden voor de 802.11g Wireless Turbo PC Cards of PCI Adapters worden gekozen. De beste instelling voor Tx Rate is Fully Automatic. De overdrachtsnelheid wordt dan automatisch aangepast voor de beste prestaties en het grootste bereik.

Opmerking: De Tx rate kan alleen worden ingesteld als de 802.11g Wireless Turbo PC Cards of PCI Adapters op de modus Infrastructuur zijn ingesteld.

Opmerking: Het Wireless Access Point moet de instelling bij TX rate ondersteunen. Om een verbinding met de gewenste snelheid te maken, moet deze snelheid worden ondersteund door het apparaat waarmee u verbinding maakt. Het apparaat dient tevens op deze snelheid beschikbaar te zijn.

Preamble: U kunt de preamble instellen op Long Preamble of Short Preamble.

Power Mode: Met Power Mode kunt u de energiebesparende functies van uw wireless adapter in- en uitschakelen. Als deze modus ingeschakeld is op een laptop, verlaagt u het energieverbruik van de draadloze PC card en gaan de batterijen langer mee.

Opmerking: De Power Mode wordt standaard ingesteld op Continuous Access Mode (voor ononderbroken toegang). Als u deze instelling wilt wijzigen, selecteert u Maximum Power Save (Maximale energiebesparing) of Fast Power Save (Snelle energiebesparing) in de keuzelijst en klikt u op Toepassen.

 

Security (Beveiliging):

In dit gedeelte kunt u de beveiligingsinstellingen van de 802.11g Wireless Turbo PC Card of PCI Adapter aanpassen.

U kunt Data Encryption inschakelen door het aankruisvakje boven aan het scherm te selecteren. Als u deze optie kiest, dient u een Network Key (netwerkcode) op te geven. In het afrolmenu voor de indeling van de code moet u opgeven of het een HEX- of ASCII-code betreft.

U kunt de verificatiemodus wijzigen door het keuzemenu naast Auth. Mode te selecteren. U kunt dan kiezen uit Auto Switch, Open Authentication en Shared Authentication.

Als u codering inschakelt, dient u WEP Network Keys te selecteren en op te geven van een tot vier. U dient ook de lengte van de code in te stellen op 64 bits, 128 bits of 256 bits.

 

Site Survey:

In dit gedeelte vindt u de andere netwerkproducten waarmee u een verbinding tot stand kunt brengen.

U kunt op twee manieren een verbinding tot stand brengen met een draadloos netwerkproduct uit de lijst: selecteer een draadloos netwerkproduct en klik op Connect (verbinden) of dubbelklik op een draadloos netwerkproduct om er automatisch een verbinding mee tot stand te brengen. Klik op Refresh om de vermelde informatie te vernieuwen.

Door op Setting te klikken, kunt u instellen naar welke netwerktypen uw draadloze netwerk voornamelijk zoekt. Als u alleen naar andere wireless cards wilt zoeken, kiest u Ad-Hoc Only. Als u in de modus Infrastructure naar Access Points of Wireless Routers wilt zoeken, kies dan AP Only. Wilt u naar draadloze netwerken van beide typen zoeken, kies dan Both. De standaardwaarde van deze instelling is Both.

 

In het gedeelte Profile kunt u informatie voor netwerkprofielen aanmaken, verwijderen of bewerken. Er kunnen verschillende netwerkprofielen worden gebruikt om bepaalde configuratie-informatie voor verschillende situaties of gebieden op te slaan, zodat deze informatie niet steeds opnieuw hoeft te worden ingevoerd. Als u een profiel selecteert en daarna op Properties klikt, dan kunt u de instellingen voor dat profiel zien en wijzigingen aanbrengen.

 

About:

In dit gedeelte kunt u zien over welke versie van de 802.11g Wireless Turbo PC Card of PCI Adapter u beschikt.

 

 

 

802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point Configuration Utility

De Configuration Utility voor 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point heeft zeven onderdelen: Link Information, AP Settings, IP Settings, WEP Settings, 802.1X Settings, Tools en MAC Filter Settings. Na het wijzigen van de configuratiegegevens in een van deze gedeelten moet u op Apply klikken om de wijzigingen door te voeren. Steeds als u een instelling wijzigt en toepast, dient u uw gebruikersnaam en wachtwoord in te voeren. De standaard gebruikersnaam is admin. Er is geen standaard wachtwoord. Als de wijzigingen niet vermeld worden of als de weergegeven informatie niet correct is, klikt u op Refresh om de vermelde informatie bij te werken.

Link Information

Het gebied Status bevat informatie over de AP Name, de ESSID, het IP Address, het Mac Address, het Domain, het Channel en de WEP Security (WEP-beveiliging).

In het venster Available AP ziet u een lijst met alle 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Points die zijn gedetecteerd.

Opmerking: Op elk scherm kunt u dubbelklikken op de vermelding voor een apparaat in het venster Available AP. De Web Configuration Utility wordt dan gestart in een nieuw browservenster.

AP Settings

Het onderdeel AP Settings is onderverdeeld in drie sub-onderdelen: Basic Settings, Mode Setting en Available AP.

In Basic Settings kunt u een ESSID opgeven, een kanaal selecteren en een naam toewijzen aan het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point.

Bij Mode Setting kunt u de volgende opties kiezen:

Opmerking: Als u Access Point Client of Repeater selecteert, dient u het Remote AP MAC Address in te voeren. Als u de waarde bij Remote AP MAC Address met alleen nullen (de standaard instelling) invult, dan wordt het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point geassocieerd met alle beschikbare clients.

De modus Access Point


De modus Access Point wordt gebruikt om tot twintig draadloze clients te verbinden. Als u maximaal twintig computers hebt die allemaal van een wireless adapter voorzien zijn, dan kunt u de modus Access Point gebruiken om een draadloos netwerk met de computers te maken. Voor het Wireless Access Point is dit de eenvoudigste configuratie.

 

 

De modus Access Point Client

De modus Access Point Client wordt gebruikt voor het aansluiten van computers die geen wireless adapters ondersteunen. Door via Ethernet een Wireless Access Point op elk van deze computers aan te sluiten, kunt u dit gebruiken als een wireless adapter. Een voorbeeld: u hebt vier computers die allemaal gebruik maken van een ander besturingssysteem. Op twee computers is Windows 2000 met wireless adapters geïnstalleerd, één computer heeft Mac OS9 als besturingssysteem en één Linux. Sluit een Wireless Access Point aan op de Macintosh-computer, een ander op de Linux-computer en nog een ander op beide Windows-computers, stel ieder Access Point in op de modus Access Point Client en u kunt vervolgens alle computers draadloos in een netwerk met elkaar verbinden.

Opmerking: Als uw Ethernet-apparaat of netwerkapdapter geen ondersteuning biedt voor auto-switching, dan hebt u een Ethernet-crossover-kabel nodig om het Wireless Access Point in de modus Access Point Client te verbinden. Raadpleeg de documentatie bij uw Ethernet-apparaat of netwerkadapter om te controleren of deze auto-switching ondersteunen. Het USRobotics Wireless Turbo Multi-Function Access Point ondersteunt auto-switching.

Opmerking: Als u de modus Access Point Client selecteert, dient u het MAC address voor het Access Point op afstand op te geven.

  1. Selecteer Advanced Setting op de HTML-pagina.
  2. Klik om de AP Client te selecteren.
  3. Vul het LAN Hardware Address in van de Router of Access Point waar u op aan wilt sluiten. Klik op Apply onderaan het scherm.

 

 

De modus Wireless Bridge

De modus Wireless Bridge wordt gebruikt om twee bestaande bekabelde Local Area Networks (LANs) draadloos met elkaar te verbinden. Sluit een Wireless Access Point aan op ieder LAN en selecteer de modus Wireless Bridge om beide Wireless Access Points met elkaar te laten communiceren. De verbinding die u hiermee maakt, is beveiligd.

Opmerking: Als u de modus Wireless Bridge selecteert, dient u het MAC Address voor de Wireless Bridge op afstand op te geven.

  1. U zult twee Access Points bridgen; we zullen naar ze verwijzen als Access Point 1 en Access Point 2.
  2. Op Access Point 1 selecteert u Advanced Setting op de HTML-pagina.
  3. Klik om Wireless Bridge te selecteren.
  4. Typ het LAN Hardware Address van Access Point 2.
  5. Klik op Apply onderaan het scherm.
  6. Op Access Point 2 selecteert u Advanced Setting op de HTML-pagina.
  7. Klik om Wireless Bridge te selecteren.
  8. Typ het LAN Hardware Address van Access Point 1.
  9. Klik op Apply onderaan het scherm.

 

 

De modus Multiple Bridge

De modus Multiple Bridge is vergelijkbaar met de modus Wireless Bridge maar wordt gebruikt voor het draadloos verbinden van twee bekabelde LANs. Verbind een Wireless Access Point met ieder lokaal netwerk en selecteer de modus Multiple Bridge om de Wireless Access Points met elkaar te laten communiceren. Zo maakt u een beveiligde verbinding tussen de verschillende netwerken.

  1. Zorg dat alle Access Points die gebridged moeten worden hetzelfde zijn ingesteld: hetzelfde kanaal, dezelfde SSID, dezelfde modulatie en dezelfde encryptie.
  2. Selecteer Advanced Setting op de HTML-pagina.
  3. Klik om Multiple Bridge te selecteren.
  4. Klik op Apply onderaan het scherm.
  5. Nadat beide Access Points opnieuw zijn opgestart, sluit u ze, afhankelijk van uw implementatie, aan op de juiste schakelaars of computers.

 

De modus Repeater

Als u thuis of op het werk een draadloze client met een zwak signaal hebt staan, kunt u een 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point gebruiken om de ontvangst- en verzendsignalen te versterken. Als u het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point tussen de twee clients in zet en de modus Repeater kiest, vangt het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point het verschil in de uitzend-sterkte op en wisselt het netwerkinformatie tussen de twee draadloze clients uit.

Om een 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point in de modus Repeater te gebruiken, moet u eerst het Access Point configureren met behulp van een Ethernet-verbinding. Verwijder de Ethernet-verbinding, plaats het Access Point op de juiste plek en sluit de stroomvoeding aan op het lichtnet.

Opmerking: Gebruik de Ethernet-kabel om het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point te configureren voor de modus Repeater. Na deze configuratie wordt de Ethernet-kabel niet meer gebruikt.

  1. Selecteer Advanced Setting op de HTML-pagina.
  2. Klik om Repeater te selecteren.
  3. Vul het LAN Hardware Address in van de Router of het Access Point waar vandaan u wilt herhalen.
  4. Klik op Apply onderaan het scherm.
  5. Als u extra USR5450 Access Points als repeaters wilt instellen, volg dan de bovenstaande instructies voor ieder apparaat waarbij u het LAN MAC address voor het apparaat vervangt waar vandaan u wilt herhalen.

 

Onder Mode Setting ziet u ook de knop Advanced Setting (geavanceerde instelling). Daar kunt u informatie opgeven voor acht opties: Transmission Rates, Preamble Type, SSID Broadcast, Beacon Interval, RTS Threshold, Fragmentation Threshold, DTIM Interval en Antenna Selection.

 

  • Voor Transmission Rates kunt 1-2 (Mbps), 1-2-5,5-11 (Mbps), 1-2-5,5-11-22 (Mbps) of 1-2-5.5-11-22-54 (Mbps) kiezen.
  • Bij Preamble Type kunt u de typen Short Preamble (korte preamble) of Long Preamble (lange preamble) kiezen.
  • Bij SSID Broadcast kunt u Enable (inschakelen) en Disable (uitschakelen) kiezen. U wordt aanbevolen Disable te selecteren en een aangepaste SSID op te geven, zodat het netwerk beter beveiligd is. De SSID is hoofdlettergevoelig.

    Opmerking: Als u de SSID-uitzending uitschakelt, dient u de gegevens voor iedere draadloze client die op het draadloos netwerk aangesloten moet worden handmatig in te voeren. Wanneer de SSID-uitzending uitgeschakeld is, kunnen draadloze clients zelf niet automatisch verbinding maken met het netwerk.

  • Beacon Interval, RTS Threshold, Fragmentation Threshold en DTIM Interval worden standaard op de optimale waarden ingesteld. Deze instellingen mogen alleen door deskundige gebruikers worden gewijzigd. Een onjuiste configuratie kan de prestatie van uw apparaat aanmerkelijk verslechteren.
  • Kies bij Antenna Selection (antenne selecteren) een van de opties Left Antenna (linker antenne), Right Antenna (rechter antenne) of Diversity Antenna (antenne met diversiteit).

Als u alle informatie opgegeven of geselecteerd hebt, klikt u op OK om terug te keren naar het hoofdscherm.

In het venster Available AP ziet u een lijst met alle 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Points die zijn gedetecteerd.


IP Settings

In het onderdeel IP Settings kunt u kiezen uit Fixed IP Address of DHCP Client.

Als u DHCP Client selecteert, wordt deze informatie automatisch opgehaald. De standaardinstelling in de Configuration Utility is DHCP Client.

Opmerking: Als u niet bent verbonden met een adapter of apparaat dat DHCP ondersteunt, dan haalt het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point geen IP-adres op. Zonder IP-adres kan het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point wel netwerkverkeer tussen de clients uitwisselen, maar u kunt de instellingen niet wijzigen met het HTML-programma.

 

Als u Fixed IP Address selecteert, dient u een IP-adres, een subnetmasker en een gateway op te geven.

 

In het venster Available AP ziet u een lijst met alle 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Points die zijn gedetecteerd.

 

WEP Settings

 

U kunt de verificatiemodus wijzigen door het keuzemenu naast Auth. Mode te selecteren. U kunt dan kiezen uit Auto Switch, Open Authentication en Shared Authentication.

 

In het gedeelte WEP Settings kunt u Data Encryption inschakelen door het vakje boven in het scherm aan te vinken. U dient ook een van de opties Hex of ASCII te selecteren in het venster WEP Key Setting.

 

Kies maximaal vier WEP-codes en voer deze in. Kies een codelengte van 64 bits, 128 bits of 256 bits.

In het venster Available AP ziet u een lijst met alle 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Points die zijn gedetecteerd.

Opmerking: Als 802.1X is ingeschakeld op het Access Point, mag u niet meer dan 128-bits WEP-encryptie instellen. Windows-clients waarop 802.1X is ingeschakeld, kunnen mogelijk geen gebruik maken van de 256-bits WEP-encryptie.

 

Instellingen 802.1X

In 802.1X Settings kunt u de 802.1X-functies configureren.

Opmerking: Indien de Configuration Utility een Access Point vindt zonder ondersteuning voor 802.1X, dan dient de firmware voor dit Access Point te worden vervangen. De nieuwste versie van de firmware is verkrijgbaar op www.usr.com/support

Opmerking: Als uw 802.1X wireless clients zich op een Microsoft-netwerk bevinden, dan moet WEP worden geactiveerd.

U kunt 802.1X inschakelen via de optie naast 802.1X Function.

Vervolgens moet u de gegevens voor RADIUS Server 1 invoeren. Dit is de computer waarmee de 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point een beveiligde verbinding maakt. U moet het IP-adres van de RADIUS Server opgeven. U dient ook een poortnummer op te geven voor de RADIUS Server; hiervoor kan de standaardpoort 1812 worden gebruikt. Vervolgens hebt u het IP-adres nodig van de computer waarmee een verbinding wordt gemaakt. Daarna dient u een Shared Secret op te geven. Dit kan een woord of een cijferreeks zijn en dient als extra beveiligingsmaatregel. Voor elke 802.1X draadloze client waarme het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point verbinding maakt, dient het juiste Shared Secret te zijn ingesteld. Het Access Point krijgt anders geen toegang.

Het gebruik van RADIUS Server 2 is optioneel. Deze velden worden gebruikt voor informatie voor een reserve-server. Mocht de RADIUS Server 1 niet werken of niet reageren, dan kunt u RADIUS Server 2 gebruiken om alsnog WLAN-toegang te creëren.

 

Als u 802.1X hebt ingeschakeld, dient u de lengte van de coderingssleutel in te stellen. U kunt kiezen uit 64-bits of 128-bits. Hiermee wordt het coderingsniveau tussen de 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point en de RADIUS-server bepaald. Het WEP-coderingsniveau voor het WLAN wordt hiermee niet ingesteld.

 

Vervolgens dient u bij Lifetime de geldigheidsduur van de codering in te stellen. U kunt kiezen uit 5 minuten, 15 minuten, 30 minuten, 1 uur, 8 uur of 1 dag. Op deze manier bepaalt u hoe lang de codering van kracht blijft.

 

Tools

In Tools heeft u vijf opties tot uw beschikking: IP Release, IP Renew, Reboot, Reset to Default en Update Firmware.

Als u het IP-adres van het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point wilt vrijgeven, klik dan op IP Release.

Als u het IP-adres van het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point wilt vernieuwen, klik dan op IP Release.

Als het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point niet meer reageert, klik dan op Reboot. Het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point wordt dan opnieuw gestart.

Als u de beginwaarden van het 80211g Wireless Access Point wilt herstellen, klikt u op Reset to Default.

Gedownloade, nieuwe firmware-upgrades kunt u toepassen met Update Firmware.

Opmerking: Voor het vervangen van de firmware is TFTP nodig. Hiervoor dient het Access Point een geldig IP-adres te hebben. Er kan geen upload plaatsvinden met het adres 0.0.0.0.

Klik op Browse om het nieuwe door u gedownloade firmware-bestand te selecteren. Als u het bestand hebt gevonden, klikt u op Update.

Nadat de firmware is bijgewerkt, klikt u op OK.

Opmerking: Als de firmware-vervanging mislukt, controleer dan of u over een IP-adres beschikt. Zonder IP-adres kunt u de firmware niet vervangen.

MAC Filter Settings

U kunt het MAC-filter aan- of uitzetten met het aankruisvakje naast MAC Filter Function. Als u het MAC-filter aanzet, dan dient u Allow of Deny te kiezen voor elke vermelding die u aanmaakt in de filterlijst. Als u een vermelding aanmaakt en Allow selecteert, dan krijgt de betreffende client toegang tot de bronnen op uw draadloze netwerk. Als u een vermelding aanmaakt en Deny selecteert, dan krijgt de betreffende client geen toegang tot de bronnen op uw draadloze netwerk. U kunt een vermelding van de MAC-filterlijst verwijderen door deze te selecteren en daarna op Clear te klikken. U kunt ook de gehele lijst verwijderen door op Clear All te klikken. Klik op Apply om uw wijzigingen op te slaan.

Opmerking: Voordat u op Clear All klikt, moet u zorgen dat het vakje bij MAC Filter Function niet aangekruist is, anders ontzegt u de toegang tot alle draadloze clients op uw netwerk.

 

 

 

 

802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point Web Configurator

Noteer na het starten van het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point Configuration Utility het IP-adres van de 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point. Dubbelklik op het Access Point in de lijst Available AP. Hiermee wordt Web Configurator van het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point gestart.

De Web Configurator heeft zeven onderdelen: Status, Basic Setting, IP Setting, Advanced Setting, Security, 802.1x en Tools. Steeds als u wijzigingen aan de configuratieinstellingen van het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point aanbrengt, moet u op Apply klikken om de wijzigingen door te voeren.

Status

Binnen Status kunt u de huidige netwerkinformatie voor het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point bekijken.

 

Onderaan het statusvenster wordt getoond welke draadlze clients zijn verbonden met het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point. Naast elk clientoverzicht vindt u een knop disconnect, waarmee u de verbinding kunt verbreken. Als u op disconnect klikt, wordt u gevraagd of u het MAC-filter in wilt schakelen. Ga naar het venster Security, klik op Enable om het MAC-filter in te schakelen en selecteer Only deny PCs with MAC listed below to access device. Zodra u terugkeert naar het statusvenster en op disconnect klikt, wordt het MAC-adres van de client toegevoegd aan de MAC-filterlijst in het venster Security. De client heeft vervolgens geen toegang meer tot uw draadloze netwerk. U dient eerst de wijzigingen op te slaan en toe te passen en daarna de computer opnieuw te starten.

 

Basic Setting

In dit onderdeel kunt u een naam toewijzen aan het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point, een SSID opgeven en een kanaal kiezen. U kunt een instelling kiezen voor de WEP-code: Disable (Uitschakelen), 64bits, 128bits of 256bits. U dient Hex of ASCII te selecteren in het keuzemenu Mode en de WEP-codes op te geven.



Opmerking: U wordt aanbevolen de standaard SSID te wijzigen. De SSID is hoofdlettergevoelig.

Opmerking: U wordt aanbevolen de AP-naam te veranderen in een eenvoudig te lezen naam, zodat u het apparaat gemakkelijk kunt herkennen. Voorbeeld: een Access Point dat in de modus Repeater wordt gebruikt, kan "repeater" worden genoemd en een Access Point in een vergaderzaal kan "AP vergaderzaal" worden genoemd.

Opmerking: Als 802.1X is ingeschakeld op het Access Point, mag u niet meer dan 128-bits WEP-encryptie instellen. Windows-clients waarop 802.1X is ingeschakeld, kunnen mogelijk geen gebruik maken van de 256-bits WEP-encryptie.

 

IP Setting

In het gedeelte IP Setting kunt u Obtain Automatically of Fixed IP selecteren voor het LAN IP. Als u Fixed IP selecteert, moet u het adres, het subnet mask en de gateway opgeven U kunt hier ook de DHCP Server in- en uitschakelen. Als u DHCP Server inschakelt, moet u een IP-bereik en een DNS-server opgeven.

Opmerking: Als u het IP-adres wijzigt, moet u handmatig een nieuwe verbinding opzetten na een reboot.

Opmerking: Activeer niet meer DHCP-servers dan nodig. Als er meerdere DHCP-servers in een netwerk zijn die niet goed zijn geconfigureerd, kan dat tot storingen in de netwerkverbindingen leiden.

Opmerking: Als u niet bent verbonden met een adapter of apparaat dat DHCP ondersteunt, dan haalt het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point geen IP-adres op. Zonder IP-adres kan het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point wel netwerkverkeer tussen de clients uitwisselen, maar kunt u geen instellingen wijzigen.

Advanced Setting

Alleen deskundige gebruikers mogen de configuratie-instellingen in dit gedeelte wijzigen.

Als u op Site Survey klikt, ziet u de andere netwerkapparaten waarmee u verbinding kunt maken.

Bij de modus AP kunt u de volgende opties kiezen:

Opmerking: Als u Access Point Client, Bridge of Repeater selecteert, dan dient het Remote AP MAC Address in te voeren. Als u de waarde bij Remote AP MAC Address met alleen nullen (de standaard instelling) invult, dan wordt het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point geassocieerd met alle beschikbare clients.

De modus Access Point

De modus Access Point wordt gebruikt om tot twintig draadloze clients te verbinden. Als u maximaal twintig computers hebt die allemaal van een wireless adapter voorzien zijn, dan kunt u de modus Access Point gebruiken om een draadloos netwerk met de computers te maken. Voor het Wireless Access Point is dit de eenvoudigste configuratie.

Opmerking: 100 Mbps Accelerator Technology is alleen beschikbaar in de modus Access Point.

 

 

De modus Access Point Client

De modus Access Point Client wordt gebruikt voor het aansluiten van computers die geen wireless adapters ondersteunen. Door via Ethernet een Wireless Access Point op elk van deze computers aan te sluiten, kunt u dit gebruiken als een wireless adapter.

Opmerking: Als uw Ethernet-apparaat of netwerkapdapter geen ondersteuning biedt voor auto-switching, dan hebt u een Ethernet-crossover-kabel nodig om het Wireless Access Point in de modus Access Point Client te verbinden. Raadpleeg de documentatie bij uw Ethernet-apparaat of netwerkadapter om te controleren of deze auto-switching ondersteunen. Het USRobotics Wireless Turbo Multi-Function Access Point ondersteunt auto-switching.

Opmerking: Als u Access Point Client selecteert, dient u een MAC-adres voor het Access Point op te geven.

  1. Selecteer Advanced Setting op de HTML-pagina.
  2. Klik om de AP Client te selecteren.
  3. Vul het LAN Hardware Address in van de Router of Access Point waar u op aan wilt sluiten. Klik op Apply onderaan het scherm.

 

 

De modus Wireless Bridge

De modus Wireless Bridge wordt gebruikt om twee bestaande bekabelde Local Area Networks (LANs) draadloos met elkaar te verbinden. Sluit een Wireless Access Point aan op ieder LAN en selecteer de modus Wireless Bridge om beide Wireless Access Points direct met elkaar te laten communiceren.

Opmerking: Als u de modus Wireless Bridge selecteert, dient u een MAC-adres voor de Wireless Bridge op te geven.

  1. U zult twee Access Points bridgen; we zullen naar ze verwijzen als Access Point 1 en Access Point 2.
  2. Op Access Point 1 selecteert u Advanced Setting op de HTML-pagina.
  3. Klik om Wireless Bridge te selecteren.
  4. Typ het LAN Hardware Address van Access Point 2.
  5. Klik op Apply onderaan het scherm.
  6. Op Access Point 2 selecteert u Advanced Setting op de HTML-pagina.
  7. Klik om Wireless Bridge te selecteren.
  8. Typ het LAN Hardware Address van Access Point 1.
  9. Klik op Apply onderaan het scherm.

 

 

De modus Multiple Bridge

De modus Multiple Bridge is vergelijkbaar met de modus Wireless Bridge maar wordt gebruikt voor het draadloos verbinden van twee bekabelde LANs. Verbind een Wireless Access Point met ieder lokaal netwerk en selecteer de modus Multiple Bridge om de Wireless Access Points met elkaar te laten communiceren. Zo maakt u een directe verbinding tussen de verschillende netwerken.

  1. Zorg dat alle Access Points die gebridged moeten worden hetzelfde zijn ingesteld: hetzelfde kanaal, dezelfde SSID, dezelfde modulatie en dezelfde encryptie.
  2. Selecteer Advanced Setting op de HTML-pagina.
  3. Klik om Multiple Bridge te selecteren.
  4. Klik op Apply onderaan het scherm.
  5. Nadat beide Access Points opnieuw zijn opgestart, sluit u ze, afhankelijk van uw implementatie, aan op de juiste schakelaars of computers.

 

 

De modus Repeater

Als u thuis of op het werk een draadloze client met een zwak signaal hebt staan, kunt u een 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point gebruiken om de ontvangst- en verzendsignalen te versterken. Als u het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point tussen de twee clients in zet en de modus Repeater kiest, vangt het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point het verschil in de uitzend-sterkte op en wisselt het netwerkinformatie tussen de twee draadloze clients uit.

Om een 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point in de modus Repeater te gebruiken, moet u eerst het Access Point configureren met behulp van een Ethernet-verbinding. Verbind het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point met een computer met behulp van een Ethernet-kabel. Start de Configuration Utility of de Web Configurator. Kies Repeater als de AP-modus en voer alle configuratie-informatie in die eventueel nodig is. Sla de wijzigingen op.

Verwijder de Ethernet-verbinding, plaats het Access Point op de juiste plek en sluit de stroomvoeding aan op het lichtnet.

Opmerking: Als u het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point hebt geconfigureerd en het gebruikt in de modus Repeater, dan mogen er geen Ethernet-kabels zijn aangesloten.

  1. Selecteer Advanced Setting op de HTML-pagina.
  2. Klik om Repeater te selecteren.
  3. Vul het LAN Hardware Address in van de Router of het Access Point waar vandaan u wilt herhalen.
  4. Klik op Apply onderaan het scherm.
  5. Als u extra USR5450 Access Points als repeaters wilt instellen, volg dan de bovenstaande instructies voor ieder apparaat waarbij u het LAN MAC address voor het apparaat vervangt waar vandaan u wilt herhalen.

 

Voor Beacon Interval, RTS Threshold, Fragmentation Threshold en DTIM Interval worden de optimale waarden geconfigureerd. Deze informatie mag alleen door deskundige gebruikers worden veranderd.

Voor Transmission Rates kunt u 1-2 (Mbps), 1-2-5,5-11 (Mbps), 1-2-5,5-11-22 (Mbps) of 1-2-5,5-11-22-54 (Mbps) kiezen.

Bij Authentication Type selecteert u Open System, Shared Key of Both. Met Authentication Type kunt u bepalen of roaming clients toegang tot het draadloze netwerk kunnen krijgen. Voor Open System moet op alle draadloze clients die verbinding willen maken deze waarde zijn geselecteerd. Voor Shared Key moeten alle draadloze clients die verbinding willen maken de geheime code voor het netwerk hebben.

Bij Preamble Type kunt u Short Preamble of Long Preamble kiezen. Kies in een gebied met veel netwerkverkeer de waarde Long Preamble. In een gebied met minder netwerkverkeer kunt u betere prestaties bereiken door Short Preamble te kiezen.

Voor Basic Rate kunt 1-2 (Mbps), 1-2-5,5-11 (Mbps), 1-2-5,5-11-22 (Mbps) of 1-2-5,5-11-22-54 (Mbps) kiezen.

Kies bij Antenna Selection een van de opties Left Antenna, Right Antenna of Diversity Antenna.

Bij SSID Broadcast kunt u Enable (inschakelen) en Disable (uitschakelen) kiezen. U wordt aanbevolen Disable te selecteren en een aangepaste SSID op te geven, zodat het netwerk beter beveiligd is. De SSID is hoofdlettergevoelig.

Opmerking: Als u SSID Broadcast uitschakelt, dient u de gegevens voor iedere draadloze client die op het draadloos netwerk aangesloten moet worden handmatig in te voeren. Wanneer de SSID-uitzending uitgeschakeld is, kunnen draadloze clients zelf niet automatisch verbinding maken met het netwerk.

 

Security

Binnen het onderdeel Security kunt u de beveiligingsinformatie voor het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point wijzigen.

U kunt een Administrator ID en een Password opgeven. Daarna moet u op Apply klikken om de instellingen door te voeren.

Voor het MAC-filter kunt u Enable of Disable selecteren. Als u het MAC-filter activeert, dan kunt u de MAC-adressen invoeren van computers die geen draadloze verbinding mogen maken met het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point.

 

802.1x

In het onderdeel 802.1x Settings kunt u de functies van de 802.1x configureren.

Opmerking: Voor draadloze clients binnen een Microsoft-netwerk dient WEP te zijn ingeschakeld.

Selecteer Enabled om de 802.1X-functies in te schakelen. Met Disabled kunt u ze weer uitschakelen.

 

Als u 802.1X hebt ingeschakeld, dient u de lengte van de coderingssleutel in te stellen. U kunt kiezen uit 64-bits of 128-bits. Hiermee wordt het coderingsniveau tussen de 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point en de RADIUS-server bepaald. Het coderingsniveau voor de WLAN wordt hiermee niet ingesteld.

Vervolgens dient u bij Lifetime de geldigheidsduur van de codering in te stellen. U kunt kiezen uit 5 minuten, 15 minuten, 30 minuten, 1 uur, 8 uur of 1 dag. Op deze manier bepaalt u hoe lang de codering van kracht blijft.

 

Vervolgens moet u de gegevens voor RADIUS Server 1 invoeren. Dit is de computer waarmee de 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point een beveiligde verbinding maakt. U moet het IP-adres van de RADIUS Server opgeven. U dient ook een poortnummer op te geven voor de RADIUS Server; hiervoor kan de standaardpoort 1812 worden gebruikt. Daarna dient u een Shared Secret op te geven. Dit kan een woord of een cijferreeks zijn en dient als extra beveiligingsmaatregel. Voor elke 802.1X draadloze client waarme het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point verbinding maakt, dient het juiste Shared Secret te zijn ingesteld. Het Access Point krijgt anders geen toegang.

Het gebruik van RADIUS Server 2 is optioneel. Deze velden worden gebruikt voor informatie voor een reserve-server. Mocht de RADIUS Server 1 niet werken of niet reageren, dan kunt u RADIUS Server 2 gebruiken om alsnog WLAN-toegang te creëren.

 

Tools

In het onderdeel Tools kunt u de instellingen voor de 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point opslaan door op Backup te klikken.

Als u de beginwaarden van het 80211g Wireless Access Point wilt herstellen, klikt u op Default.

Als het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point niet meer reageert, klik dan op Reboot. Het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point wordt dan opnieuw gestart.

Eerder opgeslagen instellingen kunt u laden door op Browse te klikken en het instellingenbestand te selecteren. Nadat u het bestand hebt geselecteerd, klikt u op Restore.

Wanneer er een nieuwe firmware-versie beschikbaar is en u deze gedownload hebt, kunt u op Browse naast Firmware Upgrade klikken om het bestand te selecteren. Vervolgens klikt u op Upgrade om de nieuwe firmware toe te passen.


 

 

802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point - configuratie via Telnet

U kunt het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point configureren via Telnet.

Via de opdrachtprompt kunt u toegang krijgen tot het Telnet-configuratie. Klik in Windows op Start en vervolgens op Uitvoeren. Als u Windows 95, 98 of ME gebruikt, typt u command in het dialoogvenster Uitvoeren en klikt u op OK. Als u Windows NT, 2000 of XP gebruikt, typt u cmd en klikt u op OK.

Als het opdrachtprompt-venster wordt geopend, typt u de tekst "Telnet" en het IP-adres van het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point. Druk vervolgens op ENTER. Typ wanneer daarom wordt gevraagd het wachtwoord van het Access Point en druk op ENTER. Hierdoor wordt het Telnet Configuration-menu geopend.

Op elke regel in elk menu worden parameters die kunnen worden geconfigureerd vermeld (met de huidige waarden van de parameters tussen haakjes), of zijn er submenu-items. Bij alle items wordt een uitleg weergegeven. Voorbeeld: "state" is een submenu-item en "passwd" is een configureerdbare parameter. Door de naam van het submeny te typen, komt u in het submenu terecht. U verandert de waarde van een parameter door de betreffende parameter te typen en er een argument bij op te geven.

Als u klaar bent met het bijwerken van uw configuratie, dan typt u "save" en drukt u op ENTER om de wijzigingen door te voeren. Door "save" in te typen, zal het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point ook opnieuw starten. Als u wijzigingen aanbrengt die u uiteindelijk niet wilt doorvoeren, typ dan "exit" om de Telnet-configuratie te verlaten. Bij elke optie kunt u ook "back" typen om terug te keren naar het vorige scherm, of "main" om terug te keren naar het hoofdscherm.

Opmerking: Als het apparaat opnieuw start, wordt de Telnet-sessie beëindigd. U dient het apparaat dan handmatig opnieuw te verbinden.

In dit menu zijn er vijf opties: state, setup, passwd, default en exit. In elk menu worden naar de opties de huidige waarden van de configuraties en de definities van de opties vermeld. Indien van toepassing worden ook uw keuzes voor de instellingen getoond.

State

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "state" en druk op ENTER om dit onderdeel te bekijken. Hier ziet u de huidige verbindingsinformatie voor uw 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point.

Setup

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "setup" en druk op ENTER om dit onderdeel te bekijken. Dit onderdeel heeft acht opties: lansetup, wireless, advance, security, 802.1x, snmp, back en main.

Lansetup

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "lansetup" en druk op ENTER om de LAN-netwerkopties te bekijken. De opties hier zijn conntype, ip, mask, gateway, dhcpsrv en interface.

Wireless

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "wireless" en druk op ENTER om de LAN-netwerkopties te bekijken. De opties hier zijn onder meer wlaenable, ap_name, ssid, channel, dynamic en wep.

Advance

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "wireless" en druk op ENTER om de geavanceerde netwerkopties te bekijken. De opties hier zijn onder meer ap_mode, beacon, rts, fragment, dtin, auth_type, preamble, supported_rate, power_control, antenna, ssid_broadcast en 4x_mode.

Security

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "security" en druk op ENTER om de beveiligingsopties voor het netwerk te bekijken. De opties hier zijn onder meer filter, action, list1, list2, list3, list4 en list5.

802.1x

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "802.1x" en druk op ENTER om de 802.1X-opties van het netwerk te bekijken. De opties hier zijn onder meer enable, key length, lifetime, ip1, port1, secret1, ip2, port2 en secret2.

SNMP

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "snmp" en druk op ENTER om de beveiligingsopties voor het netwerk te bekijken. De opties hier zijn onder meer enable, location, contact, community, trap1, trap2 en trap3.

Passwd

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "passwd", typ uw nieuwe wachtwoord en druk op ENTER om het wachtwoord voor het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point te veranderen.

Default

Typ bij de opdrachtprompt de tekst "default" en druk op ENTER om de standaard fabrieksinstellingen van het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point te herstellen. Nadat de fabrieksinstellingen zijn hersteld, wordt het 802.11g Wireless Turbo Multi-function Access Point opnieuw gestart.

 

 


 



USRobotics USRobotics