Uw computer is via een draadloze verbinding met het access point verbonden.
Het access point is via een Ethernet-kabel met de router of een ander netwerkapparaat verbonden.
De router is met een Ethernet-kabel op de kabel- of DSL-modem aangesloten (de router en modem vormen samen mogelijk één apparaat).
Uw kabel- of DSL-modem maakt via de kabel of het telefoonnetwerk verbinding met uw Internet Service Provider (ISP).
Het tot stand brengen van een internetverbinding kan mislukken wegens een probleem met een van deze apparaten of met de verbinding ertussen. Om het probleem op te lossen, dient u het apparaat dat of de verbinding die het probleem veroorzaakt te identificeren en het probleem vervolgens op te lossen. Voer de volgende procedures uit om het probleem te identificeren en op te lossen:
Controleer de verbinding tussen de computer en het access point.
Controleer de verbinding tussen het access point en de andere netwerkapparaten.
Controleer de indicatorlampjes van alle netwerkapparaten tussen de computer en het punt waarop de internetverbinding het gebouw binnenkomt. Raadpleeg als een of meer van deze apparaten een probleem aangeeft de documentatie bij het betreffende apparaat om het probleem op te lossen. Op het access point dienen de volgende lampjes te branden: (voeding, WLAN en LAN).
Voer het hulpprogramma van de draadloze adapter uit. Geeft het rapport aan dat u over een werkende verbinding met het access point beschikt?
Als het hulpprogramma voor draadloze verbindingen aangeeft dat er een draadloze verbinding tot stand is gebracht, is het mogelijk dat uw computer is verbonden met het access point van een buurman in plaats van het uwe. Met het hulpprogramma voor draadloze verbindingen kunt u de netwerknaam (SSID) controleren van het access point waarmee u bent verbonden. Als de draadloze adapter met het verkeerde access point is verbonden, kunt u er met het hulpprogramma voor zorgen dat de computer verbinding met uw eigen access point maakt (raadpleeg de documentatie bij de draadloze adapter).
Controleer als u met het juiste access point bent verbonden en nog steeds geen verbinding met het internet hebt of het access point reageert door u bij de configuratiepagina's aan te melden.
Raadpleeg Voor draadloze verbindingen in de standaard procedure voor het oplossen van problemen.
Als u MAC-filtering op het access point hebt ingeschakeld, dient u te controleren of uw draadloze adapter verbinding met het access point mag maken. Houd er rekening mee dat MAC-filtering van toepassing is op specifieke draadloze adapters. Als u MAC-filtering gebruikt en u een draadloze adapter hebt vervangen, dient u het MAC-adres van de nieuwe draadloze adapter aan de lijst voor MAC-filtering op het access point toe te voegen.
Controleer het voedings- en het statuslampje op het apparaat waarop het access point met een Ethernet-kabel is aangesloten. Controleer of het apparaat is ingeschakeld en verbinding met het internet heeft. Raadpleeg de documentatie bij het apparaat voor informatie over de statuslampjes.
Als het access point is geconfigureerd om dynamisch een IP-adres te verkrijgen, dient u te controleren of het netwerkapparaat een DHCP-server uitvoert.
Raadpleeg als het access point rechtstreeks op uw modem is aangesloten de documentatie bij de modem om te bepalen of het access point een statisch IP-adres, een gateway en DNS-vermeldingen nodig heeft of of dit het netwerkadres met behulp van een DHCP-server verkrijgt. Controleer vervolgens of het access point dienovereenkomstig is geconfigureerd.