22 Mbps Wireless PC Card, PCI Adapter, PCI Adapter (met afneembare antenne)
en Access Point Gebruikershandleiding
De 22 Mbps Wireless Configuration Utilities
De 22 Mbps Wireless PC/PCI Network Configuration Utility
De 22 Mbps Wireless Access Point Configuration Utility
De 22 Mbps Wireless Access Point Web Configurator
De 22 Mbps Wireless PC/PCI Network Configuration
Utility
In dit gedeelte worden de verschillende functies van de Network Configuration
Utility beschreven. Met dit hulpprogramma krijgt u snel toegang tot alle
adapter-instellingen. De configuratie-instellingen worden standaard ingesteld
op de juiste waarden en alleen ervaren gebruikers dienen de volgende instellingen
te wijzigen.
Na de installatie verschijnt het pictogram van het Utility Tool rechts
in de taakbalk, naast de klok. Als u dubbelklikt op het pictogram in de
balk Snelstarten, wordt het hoofdmenu van het Utility Tool geopend, zodat
u direct toegang hebt tot alle instellingen van de adapter. De kleur van
het pictogram van de Configuration Utility geeft de status van uw draadloze
netwerk aan: rood als de verbinding verbroken is, geel als de verbinding
van slechte kwaliteit is of groen als de verbinding van goede kwaliteit
is.
De LAN Configuration Utility bestaat uit vijf gedeelten: Link
Information (Verbindingsinformatie) Configuration,
Security (Beveiliging), SiteSurvey
(Overzicht) en About (Informatie).
Link Information:
Het gedeelte Link Information bevat informatie over de huidige
draadloze netwerkverbinding. U ziet hier informatie over de status van
het netwerk, de SSID, de Tx Rate en het kanaal. U ziet ook twee balken
waarin de kwaliteit van de verbinding (Link Quality) en de kracht van
het signaal (Signal Strength) grafisch weergegeven worden. Tenslotte ziet
u twee grafieken voor de snelheden waarmee gegevens worden verzonden en
ontvangen (respectievelijk Transmit en Receive Data Rates).
Configuration:
In het gedeelte Configuration wijzigt u de netwerkconfiguratiegegevens
voor de 22 Mbps Wireless PC Card of de PCI Adapter.
Beschrijving van de instellingen
Hier volgt een uitleg van alle adapterinstellingen in het gebied Configuration.
SSID: SSID (Service Set Identifier) is de unieke naam die alle
22 Mbps Wireless PC Cards of PCI Adapters en 22 Mbps Wireless Access Points
in een draadloos netwerk delen. De SSID moet gelijk zijn voor alle 22
Mbps Wireless PC Cards of PCI Adapters en 22 Mbps Wireless Access Points
die deel uitmaken van hetzelfde netwerk. De SSID is hoofdlettergevoelig
en mag uit maximaal 30 tekens bestaan.
Network Type (Type netwerk):
- AdHoc: Deze modus wordt gebruikt voor eenvoudige peer-to-peer
netwerken. Dit type netwerk staat alleen het delen van lokale bronnen
toe tussen draadloze clients zonder een draadloos Access Point.
- Infrastructure: Deze modus maakt het mogelijk om een draadloos
LAN met behulp van een Wireless Access Point op te nemen in een bestaand
kabelnetwerk. Netwerken van het type Infrastructure maken ook roaming
tussen draadloze Access Points mogelijk, terwijl de verbinding met alle
netwerkbronnen behouden blijft. De modus Infrastructure verschaft bovendien
aanvullende functies, zoals WEP-beveiliging, energiebesparing en uitgebreid
bereik.
- Auto-Detect: Deze modus maakt het de 22 Mbps Wireless PC Card
of PCI Adapter mogelijk te zoeken naar en een verbinding tot stand te
brengen met een bestaand draadloos netwerk of met andere draadloze netwerkproducten
in het gebied.
Channel (Kanaal): Deze instelling bepaalt het standaard 802.11b
kanaal dat door het draadloze LAN gebruikt wordt om te communiceren. In
een netwerk van het type Infrastructure waarin geen Access Point actief
is op het standaardkanaal, doorzoeken clients alle beschikbare kanalen
op zoek naar een netwerk met een overeenkomende SSID.
- Changing the Channel: Het wijzigen van het kanaal heeft alleen
effect in AdHoc-netwerken. Netwerken die in de modus Infrastructure
functioneren, zoeken automatisch naar een kanaal. In de volgende tabel
wordt de frequentie van het operationele kanaal voor verschillende landen
aangegeven.
Reglementaire kanaalfrequentie
|
Kanaal
|
Frequentie (MHz)
|
FCC
|
Canada
|
ETSI
|
Frankrijk
|
Japan
|
1
|
2412
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
2
|
2417
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
3
|
2422
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
4
|
2427
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
5
|
2432
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
6
|
2437
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
7
|
2442
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
8
|
2447
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
9
|
2452
|
X
|
X
|
X
|
|
X
|
10
|
2457
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
11
|
2465
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
12
|
2467
|
|
|
X
|
X
|
X
|
13
|
2472
|
|
|
X
|
X
|
X
|
14
|
2484
|
|
|
|
|
X
|
Tx Rate: TX Rate (transmit rate, overdrachtsnelheid) selecteert
de toegestane transfersnelheden van de 22 Mbps Wireless PC Cards of PCI
Adapters. Voor optimale prestaties en een optimaal bereik dient u de TX
Rate in te stellen op Fully Automatic (Geheel automatisch). De
overdrachtsnelheid wordt dan automatisch aangepast om de beste prestaties
en het grootste bereik te bereiken.
Opmerking: Het Wireless Access
Point moet de instelling bij TX rate ondersteunen. Als het Wireless Access
Point de Transmit Rate niet ondersteunt, kunnen de resultaten tegenvallen.
Preamble: U kunt de preamble instellen op Long Preamble
of Short Preamble. Deze instelling is alleen van toepassing op
de modus Infrastructure en moet overeenkomen met de preamble-instelling
van het Wireless Access Point waarmee u een verbinding tot stand brengt.
Power Mode: Met Power Mode kunt u de energiebesparende
functies van uw draadloze adapter in- en uitschakelen. Als deze modus
ingeschakeld is op een laptop, verlaagt u het energieverbruik van de draadloze
PC card en gaan de batterijen langer mee. Deze instelling wordt alleen
gebruikt in netwerken die functioneren in de modus Infrastructure.
- De Power Mode wijzigen: Standaard is de Power Mode
ingesteld op Continuous Access Mode (Voortdurende toegang) Als
u deze instelling wilt wijzigen, selecteert u Maximum Power Save
(Maximale energiebesparing) of Fast Power Save (Snelle energiebesparing)
in de keuzelijst en klikt u op Toepassen.
Security (Beveiliging):
In dit gedeelte worden de versiegegevens van uw 22 Mbps Wireless PC Card
of PCI Adapter afgebeeld.
U kunt de verificatiemodus wijzigen door het keuzemenu naast Auth.
Mode te selecteren. U kunt dan kiezen uit Auto Switch (Automatisch
overschakelen), Open Authentication (Open verificatie) of Shared
Authentication (Gedeelde verificatie).
U kunt Data Encryption (Gegevenscodering) inschakelen door het
aankruisvakje boven aan het scherm te selecteren. Als u deze optie kiest,
dient u een Passphrase (Wachtwoord) op te geven. Selecteer daartoe
Hex of ASCII in het keuzemenu Key Format (Code-opmaak).
Als u codering inschakelt, dient u de WEP Network Keys te selecteren
en op te geven van een tot vier. U dient ook de Key Length (Lengte van
de code) in te stellen op 64 bits, 128 bits of 256 bits.
SiteSurvey:
In dit gedeelte ziet u de andere netwerkproducten waarmee u een verbinding
tot stand kunt brengen. U kunt op twee manieren een verbinding tot stand
brengen met een draadloos netwerkproduct uit de lijst: selecteer een draadloos
netwerkproduct en klik op Connect (Verbinden) of dubbelklik op
een draadloos netwerkproduct om er automatisch een verbinding mee tot
stand te brengen. Klik op Refresh (Vernieuwen) om de vermelde informatie
te vernieuwen.
About:
In dit gedeelte worden de versiegegevens van uw 22 Mbps Wireless PC Card
of PCI Adapter afgebeeld.
De 22 Mbps Wireless Access Point Configuration Utility
De Configuration Utility voor het 22 Mbps Wireless Access Point bestaat
uit zes gedeelten: Link Information
(Verbindingsinformatie), AP Settings
(AP-instellingen), IP Settings (IP-instellingen),
WEP Settings (WEP-instellingen), 802.1X
Settings, en Tools. Na het wijzigen
van de configuratiegegevens in een van deze zes gedeelten moet u op Apply
(Toepassen) klikken om de wijzigingen door te voeren.
Iedere keer dat u een instelling wijzigt en toepast, dient u uw gebruikersnaam
en wachtwoord in te voeren. Als de wijzigingen niet vermeld worden of
als de weergegeven informatie niet correct is, klikt u op Refresh
(Vernieuwen) om de vermelde informatie bij te werken.
Link Information
Het gebied Status bevat informatie over de AP Name, de
ESSID, het IP Address, het Mac Address, het Domain,
het Channel en de WEP Security (WEP-beveiliging).
Bij Available AP (Beschikbare Access Points) wordt een lijst met
alle gevonden 22 Mbps Wireless Access Points afgebeeld.
Note: In ieder scherm kunt u op een
apparaat in Available AP klikken om het Internet-configuratieprogramma
in een nieuw browservenster te starten.
AP Settings
Het gedeelte AP Settings is onderverdeeld in drie gedeelten: Basic
Settings (Basisinstellingen) Mode Setting (Modusinstelling)
en Available AP.
Bij Basic Settings kunt u een ESSID opgeven, een kanaal selecteren
en een naam toewijzen aan het 22 Mbps Wireless Access Point.
Bij Mode Setting kunt u de volgende opties kiezen:
- De modus Access Point
- De modus Access Point Client
- De modus Wireless Bridge (draadloze brug)
- De modus Multiple Bridge (meerdere bruggen)
- De modus Repeater
Note: Als u Access Point Client
of Repeater selecteert, dient u het Remote AP MAC Address
in te voeren. Door in het Remote AP MAC Address uitsluitend nullen
op te geven (niet-specifieke instelling), kan het 22 Mbps Wireless Access
Point met iedere beschikbare client communiceren.
De modus Access Point
De modus Access Point kunt u gebruiken om maximaal 20 draadloze clients
met elkaar te verbinden. Als u maximaal 20 computers hebt die allemaal
van een draadloze adapter voorzien zijn, kunt u de modus Access Point
gebruiken om een draadloos netwerk met de computers te maken. Voor het
Wireless Access Point is dit de eenvoudigste configuratie.
Note: De modus 4X is alleen beschikbaar
in de modus Access Point.
De modus Access Point Client
De modus Access Point Client kunt u gebruiken om computers te verbinden
die geen ondersteuning bieden voor draadloze adapters. Door via Ethernet
een Wireless Access Point op elk van deze computers aan te sluiten,
kunt u dit gebruiken als een draadloze adapter. Een voorbeeld: u hebt
vier computers die allemaal gebruik maken van een ander besturingssysteem.
Op twee computers is Windows 2000 met draadloze adapters geïnstalleerd,
één computer heeft Mac OS9 als besturingssysteem en één
Linux. Sluit een Wireless Access Point aan op de Macintosh-computer,
een ander op de Linux-computer en nog een ander op beide Windows-computers,
stel ieder Access Point in op de modus Access Point Client en u kunt
vervolgens alle computers draadloos in een netwerk met elkaar verbinden.
Note: Als uw Ethernet-apparaat
of netwerkapdapter geen ondersteuning biedt voor automatisch omschakelen,
hebt u een Ethernet-crossover-kabel nodig om het Wireless Access Point
in de modus Access Point Client te verbinden. Raadpleeg de documentatie
bij uw Ethernet-apparaat of netwerkadapter om te controleren of deze
automatisch omschakelen ondersteunen.
Note: Als u Access Point Client
selecteert, dient u het MAC-adres voor het Access Point op afstand op
te geven.
De modus Wireless Bridge (draadloze brug)
De modus Wireless Bridge kunt u gebruiken om twee al bestaande, via
kabels verbonden lokale netwerken (Local Area Network, LAN) draadloos
met elkaar te verbinden. Sluit een Wireless Access Point aan op ieder
LAN en selecteer de modus Wireless Bridge om beide Wireless Access Points
met elkaar te laten communiceren. De verbinding die u hiermee maakt,
is beveiligd.
Note: Als u de modus Wireless Bridge
selecteert, dient u het MAC-adres voor het Access Point op afstand op
te geven.
De modus Multiple Bridge (meerdere bruggen)
De modus Multiple Bridge is vergelijkbaar met de modus Wireless Bridge,
maar wordt gebruikt om meer dan twee al bestaande lokale netwerken draadloos
met elkaar te verbinden. Verbind een Wireless Access Point met ieder
lokaal netwerk en selecteer de modus Multiple Bridge om alle Wireless
Access Points met elkaar te laten communiceren. Zo maakt u een beveiligde
verbinding tussen de verschillende netwerken.
Repeater
Als u thuis of op het werk een draadloze client met een zwak signaal
hebt gestaan, kunt u een 22 Mbps Wireless Access Point selecteren om
de ontvangst- en verzendsignalen te versterken. Door het 22 Mbps Wireless
Access Point tussen de twee clients te plaatsen en Repeater te selecteren,
kan de 22 Mbps Wireless Access Point de verbinding verbeteren en alle
netwerkgegevens tussen de draadloze clients uitwisselen.
Voordat u een 22 Mbps Wireless Access Point in de Repeater-modus kunt
gebruiken, dient u het Access Point eerst te configureren door behulp
van een Ethernet-verbinding. Vervolgens verwijdert u de Ethernet-verbinding,
plaatst u het Access Point op de juiste plek en sluit u het netsnoer
aan op het lichtnet.
Note: Na het aansluiten of tijdens
het gebruiken van het 22 Mbps Wireless Access Point, dient u alle Ethernet-kabels
te hebben verwijderd.
In het gedeelte Mode Setting ziet u ook de knop Advanced Setting
(Geavanceerde instelling). Daar kunt u informatie opgeven voor acht opties:
Transmission Rates, Preamble Type, SSID Broadcast,
Beacon Interval, RTS Threshold, Fragmentation Threshold,
DTIM Interval en Antenna Selection.
- Bij Transmission Rates (Overdrachtsnelheden) kunt u de volgende
instellingen selecteren: 1-2 (Mbps), 1-2-5,5-11 (Mbps)
of 1-2-5,5-11-22 (Mbps).
- Bij Preamble Type kunt u de typen Short Preamble (Korte
preamble) of Long Preamble (Lange preamble) kiezen.
- In SSID Broadcast kunt u kiezen uit zowel Enable (Inschakelen)
of Disable (Uitschakelen). U wordt aanbevolen Disable
te selecteren en een aangepaste SSID op te geven, zodat het netwerk
beter beveiligd is. De SSID is hoofdlettergevoelig.
Note: Als u SSID Broadcast uitschakelt,
dient u de gegevens voor iedere draadloze client die op het draadloos
netwerk aangesloten moet worden handmatig in te voeren, Door SSID Broadcast
uit te schakelen, kunnen draadloze clients niet automatisch verbinding
maken met uw draadloos netwerk.
- Voor de opties Beacon Interval, RTS Threshold (RTS-drempel),
Fragmentation Threshold (Fragmentatiedrempel) en DTIM Interval
dient u de betreffende informatie op te geven.
- Kies bij Antenna Selection (Antenne selecteren) een van de
opties Left Antenna (Linker antenne), Right Antenna (Rechter
antenne) of Diversity Antenna (Antenne met diversiteit).
Als u alle informatie opgegeven of geselecteerd hebt, drukt u op OK
om terug te keren naar het hoofdscherm.
Bij Available AP (Beschikbare Access Points) wordt een lijst met
alle gevonden 22 Mbps Wireless Access Points afgebeeld.
IP Settings (IP-instellingen)
In het gedeelte IP Settings kunt u kiezen uit Fixed IP Address
(Vast IP-adres) of DHCP Client.
Als u DHCP Client selecteert, wordt deze informatie automatisch
opgehaald. De standaardinstelling in de Configuration Utility is DHCP
Client.
Note: Als u niet verbonden bent met
een adapter of apparaat met ondersteuning voor DHCP, is het IP-adres niet
beschikbaar voor het 22 Mbps Wireless Access Point. Zonder IP-adres kan
het 22 Mbps Wireless Access Point weliswaar nog steeds het netwerkverkeer
tussen clients beheren, maar kunt u de instellingen niet wijzigen.
Als u Fixed IP Address selecteert, dient u de volgende informatie
op te geven: een IP-adres, een subnetmasker en een gateway.
Bij Available AP (Beschikbare Access Points) wordt een lijst met
alle gevonden 22 Mbps Wireless Access Points afgebeeld.
WEP Settings (WEP-instellingen)
U kunt de verificatiemodus wijzigen door het keuzemenu naast Auth.
Mode te selecteren. U kunt dan kiezen uit Auto Switch (Automatisch
overschakelen), Open Authentication (Open verificatie) of Shared
Authentication (Gedeelde verificatie).
In het gedeelte WEP Settings kunt u Data Encryption (Gegevenscodering)
inschakelen door het vakje boven in het scherm aan te vinken. Als u deze
optie kiest, dient u een Passphrase (Wachtwoord) op te geven. U
dient ook een van de opties Hex of ASCII te selecteren in
het venster WEP Key Setting (Instellingen WEP-code).
U dient ook de WEP Keys te selecteren en op te geven van een tot
vier, en de Key Length (lengte van de code) in te stellen op 64
bits, 128 bits of 256 bits.
Bij Available AP (Beschikbare Access Points) wordt een lijst met
alle gevonden 22 Mbps Wireless Access Points afgebeeld.
Note: Als 802.1X is ingeschakeld
op het Access Point, mag u niet meer dan 128-bits WEP-encryptie instellen.
Windows-clients waarop 802.1X is ingeschakeld, kunnen mogelijk geen gebruik
maken van de 256-bits WEP-encryptie.
802.1X Settings
In 802.1X Settings kunt u de 802.1X-functies configureren.
Als het configuratieprogramma een Access Point herkent waarop 802.1X
niet is ingeschakeld, dient u de firmware op die Access Point te vernieuwen.
De nieuwste versie van de firmware is verkrijgbaar op www.usr.com/support
Note: Voor draadloze clients binnen
een Microsoft-netwerk dient WEP te zijn ingeschakeld.
U kunt 802.1X inschakelen via de optie naast 802.1X Function.
Vervolgens moet u de gegevens voor RADIUS Server 1 invoeren. Met deze
computer wordt door het 22 Mbps Wireless Access Point een beveiligde verbinding
gemaakt. U moet het IP-adres van de Radius Server opgeven. U dient ook
een poortnummer op te geven voor de Radius Server, maar u kunt ook de
standaardpoort 1812 gebruiken. Vervolgens hebt u het IP-adres nodig van
de computer waarmee een verbinding wordt gemaakt. Daarna dient u het Shared
Secret (gedeeld geheim) op te geven. Dit kan een woord of een cijferreeks
zijn en dient als extra beveiligingsmaatregel. Voor elke draadloze client
802.1X die verbinding maakt met het 22 Mbps Wireless Access Point dient
het juiste gedeeld geheim te zijn ingesteld, anders wordt het Access Point
genegeerd.
U hoeft de RADIUS Server 2 niet te gebruiken als u dat niet wilt. De
RADIUS Server 2 dient als reserveserver. Mocht de RADIUS Server 1 niet
werken of niet reageren, dan kunt u RADIUS Server 2 gebruiken om alsnog
WLAN-toegang te creëren.
Als u 802.1X hebt ingeschakeld, dient u de lengte van de encryptiesleutel
in te stellen. U kunt kiezen uit 64-bits of 128-bits. Zo stelt u het encryptieniveau
tussen de 22 Mbps Wireless Access Point en de Radius Server in. Het encryptieniveau
voor de WLAN wordt hiermee niet ingesteld.
Vervolgens dient u de geldigheidsduur van de encryptiesleutel in te stellen.
U kunt kiezen uit 5 minuten, 15 minuten, 30 minuten, 1 uur, 8 uur of 1
dag. Op deze manier bepaalt u hoe lang de encryptie van kracht blijft.
Tools
In Tools staan u vijf opties ter beschikking: IP Release, IP
Renew, Reboot, Reset to Default en Update Firmware.
Als u het IP-adres van het 22 Mbps Wireless Access Point wilt vrijgeven,
klikt u op IP Release.
In IP Renew kunt u het IP-adres van het 22 Mbps Wireless Access
Point vernieuwen.
Indien het 22 Mbps Wireless Access Point niet meer reageert, klikt u
op Reboot. Vervolgens wordt het 22 Mbps Wireless Access Point opnieuw
opgestart.
Als u de beginwaarden van het 22 Mbps Wireless Access Point wilt herstellen,
klikt u op Reset to Default.
Gedownloade, nieuwe firmware-upgrades kunt u toepassen met Update
Firmware.
Klik op Browse om het nieuwe door u gedownloade firmware-bestand
te selecteren. Als u het bestand gevonden heeft, klikt u op Update.
Nadat de firmware is bijgewerkt, klikt u op OK.
De 22 Mbps Wireless Access Point Web Configurator
Maak na het starten van de Configuration Utility van het 22 Mbps Wireless
Access Point een notitie van het IP-adres van het 22 Mbps Wireless Access
Point. Start een webbrowser en geef dat IP-adres op. De Web Configurator
van het 22 Mbps Wireless Access Point wordt dan gestart.
De Web Configurator bestaat uit zeven gedeelten: Status,
Basic Setting, IP
Setting, Advanced Setting,
Security, 802.1x,
en Tools. Na het wijzigen van de configuratie-instellingen
van het 22 Mbps Wireless Access Point dient u op Apply (Toepassen)
te klikken om de wijzigingen door te voeren.
Status
Bij Status ziet u de huidige netwerkinformatie voor het 22 Mbps
Wireless Access Point.
Onder aan het statusvenster worden de draadloze clients weergegeven die
verbonden zijn met het 22 Mbps Wireless Access Point. Naast elk clientoverzicht
vindt u een knop disconnect, waarmee u de verbinding kunt verbreken.
Als u op disconnect klikt, wordt u gevraagd of u het MAC-filter
in wilt schakelen. Ga naar het venster Security, klik op Enable
om het MAC-filter in te schakelen en selecteer Only deny PCs with MAC
listed below to access device. Zodra u terugkeert naar het statusvenster
en op disconnect klikt, wordt het MAC-adres van de client toegevoegd
aan de MAC-filterlijst in het venster Security. De client heeft vervolgens
geen toegang meer tot uw draadloze netwerk.
Basic Setting (Basisinstelling)
In dit gedeelte kunt u een naam toewijzen aan het 22 Mbps Wireless Access
Point, een WLAN ESSID opgeven en een kanaal selecteren. U kunt een instelling
kiezen voor de WEP-code: Disable (Uitschakelen), 64bits,
128bits of 256bits. U dient Hex of ASCII te
selecteren in het keuzemenu Mode en de WEP Keys op te geven.
Note: U wordt aanbevolen de standaard
SSID te wijzigen. De SSID is hoofdlettergevoelig. Als u SSID Broadcast
uitschakelt, dient u de juiste gegevens voor iedere draadloze client die
aangesloten moet worden op uw draadloze netwerk handmatig in te voeren.
Door SSID Broadcast uit te schakelen, kunnen draadloze clients niet automatisch
verbinding maken met het netwerk.
Note: Als 802.1X is ingeschakeld
op het Access Point, mag u niet meer dan 128-bits WEP-encryptie instellen.
Windows-clients waarop 802.1X is ingeschakeld, kunnen mogelijk geen gebruik
maken van de 256-bits WEP-encryptie.
IP Setting
In het gedeelte IP Setting kunt u Obtain Automatically of Fixed
IP selecteren voor het LAN IP. Als u Fixed IP (Vast IP-adres)
selecteert, moet u het Address, het Subnet Mask en de Gateway
opgeven. U kunt hier ook de DHCP Server in- en uitschakelen. Als
u DHCP Server inschakelt, moet u een IP Range en een DNS Server
opgeven.
Note: Als u niet verbonden bent met
een adapter of apparaat met ondersteuning voor DHCP, is het IP-adres niet
beschikbaar voor het 22 Mbps Wireless Access Point. Zonder IP-adres kan
het 22 Mbps Wireless Access Point weliswaar nog steeds het netwerkverkeer
tussen clients beheren, maar kunt u de instellingen niet wijzigen.
Advanced Setting (Geavanceerde instellingen)
Alleen geavanceerde gebruikers dienen de configuratie-instellingen in
dit gedeelte te wijzigen.
Bij de modus AP kunt u de volgende opties kiezen:
- De modus Access Point
- De modus Access Point Client
- De modus Wireless Bridge (draadloze brug)
- De modus Multiple Bridge (meerdere bruggen)
- De modus Repeater
Note: Als u Access Point Client
of Repeater selecteert, dient u het Remote AP MAC Address
in te voeren. Door in het Remote AP MAC Address uitsluitend nullen
op te geven (niet-specifieke instelling), kan het 22 Mbps Wireless Access
Point met iedere beschikbare client communiceren.
De modus Access Point
De modus Access Point kunt u gebruiken om maximaal 20 draadloze clients
met elkaar te verbinden. Als u maximaal 20 computers hebt die allemaal
van een draadloze adapter voorzien zijn, kunt u de modus Access Point
gebruiken om een draadloos netwerk met de computers te maken. Voor het
Wireless Access Point is dit de eenvoudigste configuratie.
Note: De modus 4X is alleen beschikbaar
in de modus Access Point.
De modus Access Point Client
De modus Access Point Client kunt u gebruiken om computers te verbinden
die geen ondersteuning bieden voor draadloze adapters. Door via Ethernet
een Wireless Access Point op elk van deze computers aan te sluiten,
kunt u dit gebruiken als een draadloze adapter. Een voorbeeld: u hebt
vier computers die allemaal gebruik maken van een ander besturingssysteem.
Op twee computers is Windows 2000 met draadloze adapters geïnstalleerd,
één computer heeft Mac OS9 als besturingssysteem en één
Linux. Sluit een Wireless Access Point aan op de Macintosh-computer,
een ander op de Linux-computer en nog een ander op beide Windows-computers,
stel ieder Access Point in op de modus Access Point Client en u kunt
vervolgens alle computers draadloos in een netwerk met elkaar verbinden.
Note: Als uw Ethernet-apparaat
of netwerkapdapter geen ondersteuning biedt voor automatisch omschakelen,
hebt u een Ethernet-crossover-kabel nodig om het Wireless Access Point
in de modus Access Point Client te verbinden. Raadpleeg de documentatie
bij uw Ethernet-apparaat of netwerkadapter om te controleren of deze
automatisch omschakelen ondersteunen.
Note: Als u Access Point Client
selecteert, dient u het MAC-adres voor het Access Point op afstand op
te geven.
De modus Wireless Bridge (draadloze brug)
De modus Wireless Bridge kunt u gebruiken om twee al bestaande, via
kabels verbonden lokale netwerken (Local Area Network, LAN) draadloos
met elkaar te verbinden. Sluit een Wireless Access Point aan op ieder
LAN en selecteer de modus Wireless Bridge om beide Wireless Access Points
met elkaar te laten communiceren. De verbinding die u hiermee maakt,
is beveiligd.
Note: Als u de modus Wireless Bridge
selecteert, dient u het MAC-adres voor het Access Point op afstand op
te geven.
De modus Multiple Bridge (meerdere bruggen)
De modus Multiple Bridge is vergelijkbaar met de modus Wireless Bridge,
maar wordt gebruikt om meer dan twee al bestaande lokale netwerken draadloos
met elkaar te verbinden. Verbind een Wireless Access Point met ieder
lokaal netwerk en selecteer de modus Multiple Bridge om alle Wireless
Access Points met elkaar te laten communiceren. Zo maakt u een beveiligde
verbinding tussen de verschillende netwerken.
Repeater
Als u thuis of op het werk een draadloze client met een zwak signaal
hebt gestaan, kunt u een 22 Mbps Wireless Access Point selecteren om
de ontvangst- en verzendsignalen te versterken. Door het 22 Mbps Wireless
Access Point tussen de twee clients te plaatsen en Repeater te selecteren,
kan de 22 Mbps Wireless Access Point de verbinding verbeteren en alle
netwerkgegevens tussen de draadloze clients uitwisselen.
Voordat u een 22 Mbps Wireless Access Point in de Repeater-modus kunt
gebruiken, dient u het Access Point eerst te configureren door behulp
van een Ethernet-verbinding. Vervolgens verwijdert u de Ethernet-verbinding,
plaatst u het Access Point op de juiste plek en sluit u het netsnoer
aan op het lichtnet.
Note: Na het aansluiten of tijdens
het gebruiken van het 22 Mbps Wireless Access Point, dient u alle Ethernet-kabels
te hebben verwijderd.
Voor de opties Beacon Interval, RTS Threshold (RTS-drempel),
Fragmentation Threshold (Fragmentatiedrempel) en DTIM Interval
dient u de betreffende informatie op te geven.
Bij Transmission Rates (Overdrachtsnelheden) kunt u de volgende
instellingen selecteren: 1-2 (Mbps), 1-2-5,5-11 (Mbps) of
1-2-5,5-11-22 (Mbps).
Bij Authentication Type (Type verificatie) selecteert u Open
System (Open systeem), Shared Key (Gedeelde code) of Both
(Beide).
Bij Preamble Type kunt u Short Preamble (Korte preamble)
of Long Preamble (Lange preamble) kiezen.
Bij Basic Rate (Basissnelheid) kunt u de volgende instellingen
selecteren: 1-2 (Mbps), 1-2-5,5-11 (Mbps) of 1-2-5,5-11-22
(Mbps).
Kies bij Antenna Selection (Antenne selecteren) een van de opties
Left Antenna (Linker antenne), Right Antenna (Rechter antenne)
of Diversity Antenna (Antenne met diversiteit).
In SSID Broadcast kunt u kiezen uit zowel Enable (Inschakelen)
of Disable (Uitschakelen). U wordt aanbevolen Disable te
selecteren en een aangepaste SSID op te geven, zodat het netwerk beter
beveiligd is. De SSID is hoofdlettergevoelig.
Note: Als u SSID Broadcast uitschakelt,
dient u de gegevens voor iedere draadloze client die op het draadloos
netwerk aangesloten moet worden handmatig in te voeren, Door SSID Broadcast
uit te schakelen, kunnen draadloze clients niet automatisch verbinding
maken met uw draadloos netwerk.
Security (Beveiliging):
In het gedeelte Security kunt u de beveiligingsinformatie voor
het 22 Mbps Wireless Access Point wijzigen.
U kunt een Administrator ID (Beheerder-ID) en een Password
(Wachtwoord) opgeven. Daarna moet u op Apply klikken om de instellingen
door te voeren.
Voor het MAC-filter kunt u Enable of Disable selecteren.
Als u het MAC-filter inschakelt, kunt u de MAC-adressen opgeven van computers
waarmee u het 22 Mbps Wireless Access Point niet wilt verbinden.
802.1x
In 802.1X Settings kunt u de 802.1X-functies configureren.
Als het configuratieprogramma een Access Point herkent waarop 802.1X
niet is ingeschakeld, dient u de firmware op die Access Point te vernieuwen.
De nieuwste versie van de firmware is verkrijgbaar op www.usr.com/support
Note: Voor draadloze clients binnen
een Microsoft-netwerk dient WEP te zijn ingeschakeld.
Selecteer Enabled om de 802.1X-functies in te schakelen. Met Disabled
kunt u ze weer uitschakelen.
Als u 802.1X hebt ingeschakeld, dient u de lengte van de encryptiesleutel
in te stellen. U kunt kiezen uit 64-bits of 128-bits. Zo stelt u het encryptieniveau
tussen de 22 Mbps Wireless Access Point en de Radius Server in. Het encryptieniveau
voor de WLAN wordt hiermee niet ingesteld.
Vervolgens dient u de geldigheidsduur van de encryptiesleutel in te stellen.
U kunt kiezen uit 5 minuten, 15 minuten, 30 minuten, 1 uur, 8 uur of 1
dag. Op deze manier bepaalt u hoe lang de encryptie van kracht blijft.
Vervolgens moet u de gegevens voor RADIUS Server 1 invoeren. Met deze
computer wordt door het 22 Mbps Wireless Access Point een beveiligde verbinding
gemaakt. U moet het IP-adres van de Radius Server opgeven. U dient ook
een poortnummer op te geven voor de Radius Server, maar u kunt ook de
standaardpoort 1812 gebruiken. Vervolgens hebt u het IP-adres nodig van
de computer waarmee een verbinding wordt gemaakt. Daarna dient u het Shared
Secret (gedeeld geheim) op te geven. Dit kan een woord of een cijferreeks
zijn en dient als extra beveiligingsmaatregel. Voor elke draadloze client
802.1X die verbinding maakt met het 22 Mbps Wireless Access Point dient
het juiste gedeeld geheim te zijn ingesteld, anders wordt het Access Point
genegeerd.
U hoeft de RADIUS Server 2 niet te gebruiken als u dat niet wilt. De
RADIUS Server 2 dient als reserveserver. Mocht de RADIUS Server 1 niet
werken of niet reageren, dan kunt u RADIUS Server 2 gebruiken om alsnog
WLAN-toegang te creëren.
Tools (Extra)
In Tools kunt u de instellingen van het 22 Mbps Wireless Access
Point opslaan via een klik op Backup.
Als u de beginwaarden van het 22 Mbps Wireless Access Point wilt herstellen,
klikt u op Default.
Indien het 22 Mbps Wireless Access Point niet meer reageert, klikt u
op Reboot. Vervolgens wordt het 22 Mbps Wireless Access Point opnieuw
opgestart.
Eerder opgeslagen instellingen kunt u laden door op Browse te
klikken en het instellingenbestand te selecteren. Nadat u het bestand
hebt geselecteerd, klikt u op Restore.
Wanneer er een nieuwe firmware-versie beschikbaar is en u deze gedownload
hebt, kunt u op Browse naast Firmware Upgrade klikken om
het bestand te selecteren. Vervolgens klikt u op Upgrade om de
nieuwe firmware toe te passen.
|