Inhoudsopgave:Overzicht van het web-managementprogramma De Connection Wizard gebruiken Beperkte garantie van U.S. Robotics Corporation Verklarende woordenlijst > |
Gebruikershandleiding USR8200 Firewall/VPN/NASVerklarende woordenlijst100Base-T (Ook wel Fast Ethernet genoemd) Een Ethernet-kabel met een gegevensoverdrachtsnelheid van maximaal 100 Mbps. 10Base-T Een oudere versie van de Ethernet-kabel met een gegevensoverdrachtsnelheid van maximaal 10 Mbps. 802.3 IEEE-specificatie (Institute of Electrical and Electronics Engineers) om de kenmerken van (bekabelde) Ethernet-verbindingen te omschrijven. Access Point Een apparaat dat gegevens uitwisselt tussen computers in een netwerk. Deze is doorgaans niet uitgerust met firewalls of NAT-functies. Adapter Ook wel netwerkinterface-kaart (NIC) genoemd. Een uitbreidingskaart of ander apparaat dat wordt gebruikt om een computer, printer, etc. toegang tot het netwerk te verlenen. Application Level Gateways (ALG's) Voor sommige toepassingen, zoals FTP, TFTP, PPTP en H323, is de ondersteuning van een Special Application-specifieke ALG-module vereist opdat de toepassingen in een thuisnetwerk kunnen worden gebruikt. De gegevenspakketten van deze toepassingen bevatten informatie voor een correcte routing. Met een ALG-module kunt u deze pakketten verwerken en ervoor zorgen dat ze op de juiste bestemming aankomen. De USR8200 Firewall/VPN/NAS beschikt over een lijst met beschikbare ALG-modules zodat u de functionaliteit van uw thuisnetwerk maximaal kunt te benutten. Bandbreedte De hoeveelheid informatie, of de grootte van een bestand, die tegelijkertijd via een netwerkverbinding kan worden verzonden. Informatie wordt sneller verzonden via een verbinding met meer bandbreedte. Beheerder De persoon die verantwoordelijk is voor de planning, de configuratie en het dagelijkse beheer van het computernetwerk. Het takenpakket van de beheerder omvat het volgende: installeren van nieuwe werkstations en andere apparaten, toevoegen en verwijderen van gemachtigde gebruikers, archiveren van bestanden, beveiligen van het netwerk via wachtwoorden en andere maatregelen, controleren van de gedeelde bronnen en oplossen van problemen met de apparatuur. Breedbandmodem Een apparaat waarmee een breedbandverbinding tot stand kan worden gebracht met het internet. De meest gebruikte breedbandmodems zijn kabelmodems, die de infrastructuur van kabeltelevisie gebruiken, en DSL-modems, die telefoonaansluitingen met DSL-snelheden gebruiken. Breedbandverbinding Een supersnelle verbinding, meestal 256 Kbps of sneller. Breedbandservices omvatten kabelmodems en DSL. Broadcast Met de Broadcast-functie wordt een bericht verzonden aan iedereen in het netwerk. Met de multicast-functie wordt het bericht daarentegen alleen naar de geselecteerde ontvangers verzonden. Bron Willekeurig type hardware (bijv. modem of printer) of software (bijv. een toepassing, bestand of spelletje) dat gebruikers kunnen delen via een netwerk. Brug Een apparaat dat informatiepakketten van het ene segment in een netwerk naar het andere doorstuurt. Een brug stuurt alleen pakketten door die nodig zijn voor de communicatie tussen de segmenten. Bus Een reeks hardwareverbindingen die wordt gebruikt voor de gegevensoverdracht tussen componenten van een computersysteem. Een bus zorgt ervoor dat de verschillende onderdelen van een systeem gegevens kunnen delen. Een bus sluit bijvoorbeeld de controller voor het schijfstation, het geheugen en de invoer- en uitvoerpoorten aan op de microprocessor. CAT 5 -kabel Afkorting voor Categorie 5-kabels. Een type Ethernet-kabel dat een maximale gegevenssnelheid van 100 Mbps kan behalen. CHAP Challenge Handshake Authentication Protocol. Een verificatietype waarbij de verificatie-agent (meestal een netwerkserver) het clientprogramma een willekeurige waarde, die slechts één keer kan worden gebruikt, en een ID stuurt. De afzender en peer moeten een voorafbepaald geheim delen. Client Willekeurige computers of programma's die verbinding maken met andere computers of programma's in een netwerk of de services ervan willen gebruiken. Voor een lokaal netwerk of het internet is een client een computer die de gedeelde netwerkbronnen van een server gebruikt. Client/server-netwerk Een netwerk van twee of meer computers die gebruik maken van een centrale server voor verbindingen of extra systeembronnen. In tegenstelling tot een peer-to-peer netwerk is de werking van een client/server-netwerk afhankelijk van een server. Codering De omzetting van gegevens naar een geheime code. Codering is de meest doeltreffende manier om uw gegevens te beveiligen. Als u een gecodeerd bestand wilt lezen, moet u toegang hebben tot de geheime code of het wachtwoord waarmee u het bestand kunt decoderen. Computernaam Een unieke naam waarmee een computer kan worden geïdentificeerd op het netwerk zodat de gedeelde bronnen ook door andere computers in het netwerk kunnen worden geopend. Een computernaam moet uniek zijn en mag niet door andere computers of domeinen in het netwerk worden gebruikt. Crossover-kabel Een kabeltype dat de netwerkcommunicatie vergemakkelijkt. Een crossover-kabel wordt gebruikt om twee computers met elkaar te verbinden via de pinaansluitingen. Delen Bronnen van een computer beschikbaar stellen aan gebruikers van andere computers in een netwerk. DHCP Dynamic Host Configuration Protocol. Een TCP/IP-protocol dat automatisch een tijdelijk IP-adres toewijst aan de computers in een LAN. De USR8200 Firewall/VPN/NAS ondersteunt de DHCP-service. U kunt DHCP gebruiken om een internetverbinding te dalen met meerdere computers in een netwerk. DMZ Demilitarized Zone (Gedemilitariseerde zone). Apparaten en subnetwerken die tussen een particulier netwerk en het internet worden geplaatst om het particulier netwerk te beschermen tegen niet-gemachtigde internetgebruikers. DNS Domein Name System. Een service voor gegevensquery's die hoofdzakelijk wordt gebruikt om hostnamen om te zetten in internetadressen. De DNS-database wijst DNS-domeinnamen toe aan IP-adressen, zodat gebruikers computers en services via gebruiksvriendelijke namen kunnen zoeken. Domein In een netwerkomgeving wordt een domein gevormd door een reeks computers die een gemeenschappelijke database en hetzelfde beveiligingsbeleid delen. Een domein wordt in zijn geheel beheerd op basis van gemeenschappelijke beleidsregels en procedures. Elk domein heeft een unieke naam. Domeinnaam Het adres van een netwerkverbinding. De eigenaar van het adres kan uit de hiërarchische notatie worden afgeleid: server.organisatie.type. Het adres www.whitehouse.gov verwijst bijvoorbeeld naar de webserver in het Witte Huis, een onderdeel van de Amerikaanse overheid. Doorvoer De gegevensoverdrachtsnelheid van een netwerk, gemeten in het aantal overgebrachte kilobytes per seconde. DSL Digital Subscriber Line. Een constante, supersnelle digitale verbinding met het internet die gebruik maakt van standaard koperen telefoonkabels. DSL-modem Een apparaat waarmee een breedbandverbinding tot stand kan worden gebracht met het internet. DSL-modems werken via telefoonaansluitingen met DSL-snelheden. Duplex Verbindingsmodus. Via een full-duplex overdracht wordt informatie gelijktijdig uitgewisseld tussen de afzender en de ontvanger. Via een half-duplex overdracht wordt de informatie slechts in één richting tegelijk overgebracht. Dynamisch IP-adres Het IP-adres dat via een DHCP-protocol is toegewezen aan een apparaat dat een dergelijk adres nodig heeft. Een dynamisch IP-adres kan ook worden toegewezen aan een gateway of router via uw ISP. Ethernet De netwerkstandaard die via kabels toegang verleent tot een netwerk. Ethernet is de meest gebruikte technologie om computers met elkaar te verbinden. Ethernet-kabel Een kabeltype dat de netwerkcommunicatie vergemakkelijkt. Er zijn twee soorten Ethernet-kabels: twisted-pair- en coax-kabels. Met deze kabels is een gegevensoverdracht van 10 Mbit per seconde mogelijk. Firewall Systeem dat een netwerk beveiligt tegen externe bedreigingen, zoals hackers die het netwerk van buitenaf aanvallen. De hardware firewall beschikt over specifieke instellingen om gegevens te beveiligen, zodat alle apparaten in het netwerk door de firewall worden beschermd. Firmware Software-informatie die is opgeslagen in het niet-vluchtige geheugen van een apparaat. Flash-geheugen Type geheugen dat gegevens niet verliest wanneer een apparaat wordt uitgeschakeld. Het flash-geheugen wordt meestal gebruikt als aanvulling op of ter vervanging van de harde schijf in draagbare computers. Het flash-geheugen kan in de computer worden ingebouwd, maar is ook vooral beschikbaar als pc-kaart die op de PCMCIA-aansluiting kan worden aangesloten. FTP File Transfer Protocol. Standaard internetprotocol voor het downloaden of overbrengen van bestanden van de ene computer naar de andere. Gateway Apparaat dat fungeert als centraal punt voor netwerkapparaten. Het ontvangt verzonden berichten en stuurt deze door. De USR8200 Firewall/VPN/NAS kan een reeks computers verbinden tot één netwerk en kan een gecodeerde internetverbinding delen met bekabelde en draadloze apparaten. Gateway-adres Het IP-adres dat u gebruikt wanneer u een verbinding maakt buiten het netwerk. Gedeelde map Map (op een computer) die iedereen in het netwerk kan gebruiken. Gedeelde printer Printer (aangesloten op een computer) die iedereen in het netwerk kan gebruiken. Hexadecimaal Een talstelsel dat 16 in plaats van 10 als grondtal heeft. Het systeem maakt dus gebruik van zestientallen. De decimale cijfers 0 t/m 15 worden weergegeven met de cijfers 0 t/m 9 en de letters A t/m F (hoofdletters of kleine letters). De hexadecimale letter D staat bijvoorbeeld voor het decimale cijfer 13. Een hexadecimaal cijfer is gelijk aan 4 bits en 1 byte wordt weergegeven door twee hexadecimale cijfers. Hostnaam De DNS-naam van een apparaat in een netwerk. Deze naam wordt gebruikt om het zoeken naar computers in een netwerk te vergemakkelijken. Hub Apparaat met meerdere poorten dat fungeert als centraal aansluitingspunt voor communicatieverbindingen tussen de apparaten in een netwerk. Als gegevens worden ontvangen via een bepaalde poort, dan worden deze gekopieerd naar de andere poorten. IEEE Institute of Electrical and Electronics Engineers. Organisatie van elektrotechnische ingenieurs die normen opstellen voor elektriciteitsgebruik, elektronica, computertechniek en wetenschappelijke sectoren. De IEEE (Eye-triple-E) is een vereniging zonder winstoogmerk met meer dan 377.000 leden uit 150 landen die werkzaam zijn in de technische industrie. Het Institute of Electrical and Electronics Engineers, Inc. is vooral bekend onder de letters I-E-E-E. Internetdomein In een netwerkomgeving wordt een domein gevormd door een reeks computers die een gemeenschappelijke database en hetzelfde beveiligingsbeleid delen. Een domein wordt in zijn geheel beheerd op basis van gemeenschappelijke beleidsregels en procedures. Elk domein heeft een unieke naam. Intranet Netwerk van een organisatie waarbij gebruik wordt gemaakt van de internettechnologie (bijvoorbeeld een webbrowser voor het weergeven van informatie) en de internetprotocollen (zoals TCP/IP), maar dat enkel beschikbaar is voor een beperkt aantal gebruikers (bijvoorbeeld de werknemers van een bedrijf). Ook wel particulier netwerk genoemd. Via sommige intranetten hebt u ook toegang tot het internet, maar dergelijke verbindingen worden via een firewall verwerkt. IP Internet Protocol. Het protocol in TCP/IP dat wordt gebruikt om via het internet gegevens te verzenden tussen computers. Dit protocol beheert vooral de routing van gegevensberichten die in kleinere componenten of pakketten worden overgebracht. IP-adres Internet Protocol-adres. IP is het protocol in TCP/IP dat wordt gebruikt om via het internet gegevens te verzenden tussen computers. Een IP-adres is een toegewezen nummer dat wordt gebruikt om een computer in een TCP/IP-netwerk te identificeren. Het bestaat uit vier nummers (elk nummer moet kleiner zijn dan 255) die door punten worden gescheiden, bijv. 192.168.1.1. ISO/OSI-referentiemodel ISO/OSI staat voor International Organization for Standardization Open Systems Interconnection. Deze architectuur zorgt voor een standaardisatie van serviceniveaus en interactietypen voor computers die informatie uitwisselen via een communicatienetwerk. Het ISO/OSI-referentiemodel verdeelt de computer-naar-computer communicatie in zeven protocollagen of niveaus. Elke laag is gebaseerd op en afhankelijk van de normen in de onderste niveaus. De laagste van de zeven lagen is alleen van belang voor de hardwareverbindingen en de hoogste is van belang voor de software-interactie op programmaniveau. Het is een fundamentele blauwdruk die is ontwikkeld om het maken van hardware en software voor netwerken te begeleiden. ISP Internet Service Provider. Bedrijf dat individuele gebruikers of ondernemingen toegang verleent tot het internet. Kabelmodem Een apparaat waarmee een breedbandverbinding tot stand kan worden gebracht met het internet. Kabelmodems maken gebruik van de infrastructuur van kabeltelevisie. Dit betekent dat de gegevens via de verbindingen voor kabeltelevisie worden verzonden. Kanaal Een pad of koppeling voor het verzenden van informatie tussen twee apparaten. Kbps Kilobits per seconde. Gegevensoverdrachtsnelheid van een modem of een netwerk, gemeten in een veelvoud van 1000 bits per seconde. LAN Local Area Network. Verzameling van computers en andere apparaten in een vrij beperkt gebied (bijv. een gebouw) die via een communicatieverbinding op elkaar zijn aangesloten, zodat de apparaten in het netwerk onderling kunnen communiceren. MAC-adres Media Access Control-adres. Via dit adres kunnen netwerkadapters in hetzelfde subnetwerk met elkaar communiceren. Elke netwerkadapter beschikt over een eigen MAC-adres. MAC-laag Media Access Control-laag. De onderste van de twee sublagen waaruit een gegevensverbindingslaag in het ISO/OSI-referentiemodel bestaat. De MAC-laag beheert de toegang tot het fysieke netwerk. Protocollen zoals Ethernet werken op deze laag. Mbps Megabits per seconde Meeteenheid voor de bandbreedte waarbij de snelheid van de gegevensoverdracht via een netwerk of een kabel wordt gedefinieerd. Een megabyte is ongeveer gelijk aan acht megabits. Modem Apparaat dat informatie verzendt naar of ontvangt van computers. MPPE Microsoft Point to Point Encryption. Codering van PPP-pakketten (Point to Point Protocol). Multicast Functie voor het verzenden van een bericht naar de geselecteerde ontvangers. Wanneer u een e-mailbericht verzendt naar iedereen op een mailinglijst, doet u aan multicasting. Tele- en videoconferenties maken ook gebruik van de multicast-functie, maar hebben krachtigere protocollen en netwerken nodig. NAT Network Address Translation Procedure voor het omzetten van IP-adressen van een particulier netwerk in IP-adressen voor het internet. NAT zorgt ervoor dat alle computers in een netwerk één IP-adres kunnen delen. Netwerk Verzameling van twee of meer computers die onderling zijn verbonden. Het kan gaan om bekabelde of draadloze netwerken. Deze computers kunnen de internettoegang en het gebruik van bestanden, printers en andere apparatuur delen. Netwerkadapter Ook wel netwerkinterface-kaart (NIC) genoemd. Een uitbreidingskaart of ander apparaat dat wordt gebruikt om een computer, printer, etc. toegang tot het netwerk te verlenen. Netwerknaam De unieke naam van een verzameling computers die onderling zijn verbonden in een netwerk. Overschakelen Communicatiemethode waarbij tijdelijke in plaats van permanente verbindingen tot stand worden gebracht tussen twee partijen. In computernetwerken kunnen twee partijen informatie uitwisselen via het schakelen tussen berichten en pakketten. Berichten lopen via tussenstations die samenwerken om de afzender en de ontvangers te verbinden. Pakket Gegevenseenheid die van het ene apparaat in het netwerk naar het andere wordt overgebracht. PAP Password Authentication Protocol. Basisverificatie waarbij de gebruikersnaam en het wachtwoord via een netwerk worden verzonden en vergeleken met een tabel met gebruikersnamen en bijbehorende wachtwoorden. De wachtwoorden in de tabel zijn meestal gecodeerd. De basisfunctie voor verificatie die in het HTTP-protocol is ingebouwd, maakt gebruik van PAP. Peer-to-peer netwerk Netwerk van twee of meer computers die met elkaar communiceren zonder ondersteuning van een centrale server. In tegenstelling tot een peer-to-peer netwerk is de werking van een client/server-netwerk wel afhankelijk van een server. PING Protocol voor het testen van de internetverbinding van een particuliere computer door het verzenden van een pakket naar het IP-adres van de computer en te wachten op een reactie. Poort Fysieke aansluiting waarmee gegevens kunnen worden uitgewisseld tussen een computer en andere apparaten (bijv. beeldscherm, modem of printer), een netwerk of een andere computer. Een poort kan ook worden gebruikt als software-aansluiting voor netwerkcommunicatie. PPPoE Point-to-Point Protocol over Ethernet. Specificatie voor het aansluiten van gebruikers in een Ethernet-netwerk op het internet via een breedbandverbinding (meestal met een DSL-modem). PPTP IP Security Reeks protocollen die zijn ontwikkeld voor een veilige uitwisseling van pakketten op de IP-laag. IPSec is over een groot gebied verspreid, zodat Virtual Private Networks (VPN's) kunnen worden geïnstalleerd. PPTP Point-to-Point Tunneling Protocol. Technologie voor het samenstellen van VPN's (Virtual Private Network). Omdat het internet een open netwerk is, wordt PPTP (Point-to-Point Tunneling Protocol) gebruikt, zodat alleen veilige berichten worden verzonden van het ene VPN-knooppunt naar het andere. Met PPTP kunnen gebruikers via het internet inbellen op het bedrijfsnetwerk. Profiel Overzicht per computer van de software-instellingen en identificatiegegevens van een afzonderlijk netwerk. Protocol Reeks regels op basis waarvan computers met elkaar communiceren in een netwerk. Rechtstreekse kabel Een kabeltype dat de netwerkcommunicatie vergemakkelijkt. Er zijn twee soorten Ethernet-kabels: twisted-pair- en coax-kabels. Met deze kabels is een gegevensoverdracht van 10 Mbit per seconde mogelijk. In tegenstelling tot bij de crossover-kabel staan de contactpunten van een rechtstreekse kabel in dezelfde volgorde aan beide uiteinden van de kabel. RJ-11-connector Accessoire waarmee een telefoonlijn wordt aangesloten op een apparaat, zoals een modem of de externe telefoonlijn. RJ-45-connector Accessoire op de Ethernet-kabels waarmee deze op andere apparaten en computers worden aangesloten. Samba Softwaresuite waarmee SMB/CIFS-clients probleemloos bestanden kunnen delen. Schijfstation Plaats waar bestanden worden opgeslagen. Elk station wordt aangeduid met een letter. Bestanden kunnen worden opgeslagen op een diskette (vaak het A-station genoemd), de harde schijf (meestal het C-station), een cd-rom (meestal het D-station) of een ander schijftype. U kunt de inhoud van een schijfstation weergeven door op het pictogram van het station te klikken in Windows Verkenner of Deze computer. Op het C-station (ook wel de vaste schijf genoemd) wordt het besturingssysteem van de computer opgeslagen, evenals de programma's die op de computer worden geïnstalleerd. U kunt op deze schijf ook talrijke bestanden en mappen opslaan die u hebt aangemaakt. Server Computer die netwerkgebruikers een reeks gedeelde bronnen biedt, zoals opslagruimte of vermogen. SNTP Simple Network Time Protocol. Protocol dat wordt gebruikt om de klokken van client computers te synchroniseren met een tijdserver op het internet. Standaardinstellingen herstellen Procedure waarbij de huidige instellingen van het basisstation worden verwijderd en de standaardinstellingen opnieuw worden toegepast. Houd hiervoor de knop RESET ongeveer vijf seconden of langer ingedrukt. Opmerking: dit is niet hetzelfde als het basisstation opnieuw instellen. Statisch IP-adres Permanent internetadres van een computer (toegewezen door een ISP). Stuurprogramma In een netwerk regelt het stuurprogramma de communicatie tussen een computer en een netwerkadapter op die computer. Subnet-masker Een subnetwerk bestaat meestal uit alle apparaten op één geografische locatie, in één gebouw of in hetzelfde lokale netwerk (LAN). Wanneer het netwerk van een organisatie is onderverdeeld in verschillende subnetwerken, dan kan het netwerk verbinding maken met het internet via een gezamenlijk netwerkadres. Een subnet-masker wordt op dezelfde manier genoteerd als een IP-adres en wordt door een ISP geleverd. Voorbeeld: 255.255.0.0. Subnetwerk Onderdeel van een groter computernetwerk. Subnetwerken worden via routers verbonden en kunnen een gezamenlijk netwerkadres gebruiken voor de internetverbinding. Switch Centraal apparaat met soortgelijke functies als een hub, waarbij pakketten naar een specifieke poort worden doorgestuurd in plaats van naar elke poort. Een switch werkt efficiënter in een volumineus netwerk. Switch-netwerk Communicatienetwerk waarbij switches worden gebruikt om verbindingen tussen twee partijen tot stand te brengen. TCP/IP Transmission Control Protocol/Internet Protocol. Netwerkprotocol waarmee computers kunnen communiceren via onderling verbonden netwerken en het internet. Elke computer op het internet communiceert via TCP/IP. Toewijzen Via deze procedure kan een computer communiceren met een bron van een andere computer in het netwerk. Als u bijvoorbeeld een map op een andere computer wilt raadplegen, gaat u naar de toegewezen map (indien de computer waarop de map is opgeslagen, is ingesteld voor het delen van bestanden). USB Universal Serial Bus. USB is een plug and play-interface tussen een computer en andere aansluitbare apparaten (bijvoorbeeld een audiospeler, joystick, toetsenbord, telefoon, scanner en printer). Via USB kunt u een nieuw apparaat aansluiten op de computer zonder dat u een adapterkaart hoeft te installeren of de computer uit te schakelen. USB-aansluiting De stekker van de USB-kabel die op de USB-poort wordt aangesloten. Deze aansluiting is iets meer dan een centimeter breed, rechthoekig en iets plat. USB-adapter Apparaat dat op een USB-poort wordt aangesloten. USB-poort Rechthoekige sleuf in een computer voor de USB-aansluiting. UTP Unshielded Twisted Pair. Kabels met een of meer twisted-pair-draden zonder extra afscherming. Deze zijn flexibeler en nemen minder ruimte in dan de afgeschermde twisted-pair-draden (STP-kabels), maar beschikken over minder bandbreedte. Verificatie Het controleren van een gebruiker op basis van de gebruikersnaam en het wachtwoord. Verificatie is in het geval van beveiligingssystemen niet hetzelfde als autorisatie. Bij autorisatie wordt aan de gebruikers toegang verleent tot een systeem op basis van hun identiteit. Verificatie houdt in dat er wordt gecontroleerd of de gebruiker is wie hij beweert te zijn, maar zegt niets over de toegangsrechten van deze gebruiker. Virtuele server Een van de websites die op dezelfde server worden uitgevoerd. Deze websites hebben telkens een unieke domeinnaam en IP-adres. VPN Virtual Private Network. Een VPN is een particulier netwerk dat de openbare telecommunicatie-infrastructuur gebruikt, maar dat door tunneling-protocollen en beveiligingsprocedures het particuliere karakter behoudt. WAN Wide Area Network. Uitgebreid netwerk dat kan bestaan uit talrijke onderling verbonden lokale netwerken.
|